Doorgaan naar hoofdcontent

Boskant (vier)

Over het water kwam ze toen, als een lichtvlekje doorheen de schaduwen dat grillig en aarzelend dichterbij kwam. Half slapend en half dromend nog zag hij haar tussen zijn oogwimpers naderen tot op een paar meter, waar ze inhield. Ze keek hem met een scheef hoofdje nieuwsgierig aan.
Wat zie jij er vreemd uit, zei ze, er correct van uitgaand dat hij wakker was.
Hoe bedoel je, mompelde hij, terwijl hij zich slapender voordeed dan hij in feite nog was.
Nu ja, je lijkt wel tegen de stenen te plakken, zo vlak boven het water.
Dat is niet zo moeilijk als je dat kan. Ik slaap altijd zo, maar hoe jij over het water vloog, was ook niet bepaald alledaags.
Ik heb vleugels.
Dat zie ik, ja. Ze lijken op die van een libel, maar hun vorm is die van een vlinder en dan toch anders: doorschijnend en met een zilveren glans.
Daarom heet ik Zilvervleugel. Mijn moeder was een vlinder, mijn vader een libel. Simpel, en jij.
Ze noemen me Springeekhoorn, maar onze familie is een echt allegaartje. Mijn vader was een wezel en mijn moeder werd Dansgekko genoemd.
Dat is sowieso al een ongewone combinatie.
Die van jou nochtans ook.
Niet zo, hoor. Ik heb het ooit opgezocht. Het komt vaker voor dan je zou denken. Vlinders en libellen kunnen allebei vliegen.
Ja. Dat zou wel eens kunnen kloppen. De combinatie is wel geslaagd, dat moet ik zeggen. Je bent erg mooi. Groen, blauw en een beetje geel. De zonnestralen doorheen de bomen staan je beeldig… Je bloost?!
Hihi, zou je zelf niet! Zo vaak word ik niet gecomplimenteerd door iemand met een bruine vacht die met zijn rug tegen de stenen plakt.
Dat is graag gedaan. Van libellen ben ik wel bang, om één of andere reden heb ik altijd gedacht dat ze hard kunnen steken, al heb ik geen idee of ze dat ook werkelijk kunnen. En ze bewegen zo snel, onverwacht en hoekig.
Ben je bang van mij?
Nee. Je lijkt te veel op een vlinder en ik vind vlinders aardig. Ze kunnen zo lief met hun lichte vleugels langs mijn wang strelen.
Dus jij bent toch de vlinderslaper?
Hoe bedoel je?
Ik kende geen Springeekhoorn, had ik nooit van gehoord, maar van de vlinderslaper gaan wel heel wat geruchten de ronde. Elke vlinder fluistert over de warmte die je ’s nachts uitstraalt en over de trillingen in je haartjes die maakt niet uit welke vlinder doet dromen van een zachte winter. Toen je daarnet aan het dutten was, voelde ik het aan mijn nerven dat je hier in de buurt moest zijn.
Hoe eigenaardig?! Dat wist ik zelf niet.
Dat het eigenaardig is, is wel het minste wat je kan zeggen. Ik had me je nochtans anders voorgesteld. Groter vooral. En niet zo harig. Ik wist ook niet dat je hier ooit kwam. Ik woon hier nu al twee lentes en ik had jou nog nooit gevoeld, tot nu.
Zo vaak kom ik hier niet, dat klopt. Maar ik vind het hier soms gewoon leuk om te zitten. Ook vorig jaar moet ik hier een paar keer gezeten hebben.
Kan jij zwemmen?! Dat durf ik niet met mijn vleugels.
Maar jij kan vliegen, dat kan ik dan weer niet, zo zonder vleugels.
Hoe kom je dan aan die luchtperen als je niet kan vliegen?
Wacht, ik zal het je laten zien. Zo doe ik dat.

En hij toonde haar hoe hij naar boven klom in de bomen en vanuit de bovenste takken telkens opnieuw sprong om aan de peren te geraken.
Zilvervleugel lachte luid en duidelijke geamuseerd. Zo had ze zich nooit kunnen voorstellen dat die luchtvruchten geplukt konden worden. Zelf vloog ze met een wijde boog strak naar boven en kwam ze in een mum van tijd met twee armen vol peren terug naar beneden.
Minder spectaculair en indrukwekkend dan jouw manier, lachte ze, maar wel effectief. Ze bood hem de peren aan, want zij had er meer dan genoeg bij haar holle boom liggen.
Hij had echter maar één rugzak bij en die zat al eivol, hoewel hij wel iemand kende die enorm blij zou zijn met zoveel peren.
Geen probleem, stelde ze voor, dan vlieg ik wel even met je mee. Woon je ver van hier?
Niet zo.

Reacties

Populaire posts van deze blog

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen - ze rafelen en de draadjes kriebelen tussen mijn vingers - werk ik met een scherm voor mijn neus aan wat ik straks zal moeten uitprinten of met opmerkingen terugsturen. ondertussen wordt het dak geïsoleerd en elke buitenmuur volgespoten met plastic bolletjes - niet speciaal voor mij, ik wikkel mezelf graag in dekens, draag laag over laag op mijn lijf, lees een boek in de stoffigste hoek van dit vochtige huis. maar ik leef hier niet zonder hun twee, dus behoor ik te plannen en te verbeteren met halfwassen handschoenen om mijn tere boekhoudersvingers, die op een toetsenbord thuis horen, geen blote en vereelte buitenhanden om de steel van een spade geklemd. werken aan toekomst, steeds meer toekomst. wearing fingerless knit gloves - they have freyed a bit and the short threads tickle me whenever I touch my face - I work with my nose close to a computerscreen on something I will have to print lateron or send back with ...

baard

  zijn baard was een oergrijze wildegroei en leek wat al te krachtige naar links geblazen   alsof hij zwaar en moede leunend op zijn spade te lang in de eeuwige westenwind stond   de staar gooide reeds een vlies over zijn iris en hij was vier centimeter kleiner dan hij ooit was.   zijn blauwe overal deed hij even zelden uit als zijn lieve zuster hem in de was deed.   nochtans had hij liever een andere vrouw gehad om dat soort dagelijkse beslommeringen te delen en te verdelen onder elkaar. hij wist niet   wat er van haar geworden was, of ze ooit nog aan hem dacht. wat maakte het na al die tijd   uit, nog even de patatten schoonzetten. nog even.

het vat is af, het glas tot de bodem geledigd

diepgeploegde voorhoofdrimpels wil ik hebben, waar de schaduwen van de jaren zich ophouden - net als mijn grootvader zaliger, net als mijn vader, mijn oudste broer, en zo snel mogelijk grijze haren op mijn hoofd, in mijn snor en in mijn baard, en daarna witte, kaal mag ook, zoals mijn grootvader aan moederszijde. tanden scheef, vergeeld daarna, verrot en uitgevallen - gapende stiltes in mijn mond. ogen dof, desnoods de staar erin, mijn oren laten me allicht sowieso in de steek zoals ze nu al bij mijn moeder doen, zodat iedereen zich roepend kenbaar maken moet en het volume van de tv altijd op maximum zal staan. net zoals mijn grootmoeder wil ik boeken lezen, maar vergeten wie of wat, en welk personage. voortdurend mezelf herhalen, mekkeren over het geleden leven en afzien, maar niet sterven, nog niet sterven, in ieder geval veel en veel te laat sterven en het bij God altijd beter weten als ik dan toch moet sterven, tot het onverstaanbaar reutelen wordt...