Doorgaan naar hoofdcontent

Aan de Boskant - dertien

Ben je zeker dat ons nest warm genoeg zal zijn deze winter? vroeg ze toen ze al hun plaatsen in het nest hadden ingenomen en zij haar glinsterende vleugels netjes opgevouwen had.
Normaal wel, antwoordde hij.
Ik voel nog steeds een zuchtje wind doorheen het mos, de bladeren en de takjes.
De winter is erg vroeg dit jaar en de wind snijdt al, maar het nest is veel dichter gemaakt dan vorig jaar, kruip maar dicht tegen me aan.

Als eerste deed Springeekhoorn zijn ogen dicht, Zilvervleugel lag nog een beetje te doezelen en zag hoe de laatste vlinders van dat jaar zich door de twijgjes wrongen om zo dicht mogelijk bij hen te zijn.
Wat ook zij niet meer zag, was hoe die laatste vlinders hun eitjes legden voor de wind hun tere vlegels meenam en hoe nog voor de ijzige noord- en oostenwind het land en het bos teisterden, de poppen van die larven ook het kleinste gaatje in hun nest hadden opgevuld. Het nest was één grote witte bol geworden die zelfs de koude van Siberië had kunnen trotseren.
In het nest ademden hun lichamen zachtjes. Dat van Zilvervleugel bewoog een fractie sneller op en neer dan dat van hem.

Het werd zoals zovelen aan hun leden al voorvoeld hadden dat jaar een lange en strenge winter. Slechts heel af en toe deed Zilvervleugel een ooglid omhoog. Werktuigelijk voelde ze of alles in orde was met haar vleugels en of haar Springeekhoorn nog bij haar lag. Telkens dommelde ze gerustgesteld in slaap. Of Springeekhoorn ook af en toe wakker werd, wist ze niet, wel dat het nooit op hetzelfde moment was als haar. Ergens vond ze dat toch wel jammer, want graag had ze nog eens in zijn donkere ogen gekeken. Wat ze niet wist, was dat Springeekhoorn die winter erg vast sliep. Niet één keer werd hij wakker. Slechts toen de zon langer aan de hemel begon te staan, bewoog hij een beetje.

Zilvervleugel werd een dag vroeger uit haar winterslaap wakker dan hem. Er zaten al vlinders op hun nest die hun vleugels droogden in de zon. En er waren er dit jaar weer mooie exemplaren bij. Grote, kleine, witte, gele, rood-met-blauw-en-zwarte… Zolang die nog bleven zitten, zou hij nog wel even slapen, dacht ze, maar voor alle zekerheid schreef ze een briefje dat ze niet lang weg zou blijven en dat ze wat te eten zou zoeken.
Maar eerst, aan de oever van de Kleine Fossiel gezeten, opende ze haar zilveren, generfde vleugels en streek ze de plooien glad. Ze maakte haar trots zorgvuldig schoon en liet toen net zoals de vlinders dat deden, de lentezon haar werk doen. Daarna toog ze op weg om allerlei eetbaars te vinden.
Bij haar terugkeer met knollen en dennenappels in de handen, en ook nog wat zweefperen die ze ergens verstopt hadden onder de grond, zag ze dat er geen enkele vlinder meer op het nest zat, zodat het wit van al het overgebleven spinsel zichtbaar was geworden. Hun nest blonk in de prille zon. Springeekhoorn stond met z’n rug naar haar toe en was bezig met het zetten van koffie. Ook het litteken leek te glanzen. Ze zuchtte en hoopte dat het een mooi jaar zou worden voor hen.
Haar vliegen was zo goed als geruisloos, maar toch keek hij op, nog voor ze bij hem was.

En toen schrok ze.

Wat is er met je ogen gebeurd, gilde ze.
Hij lachte, sprong naar haar toe en omhelsde haar zo hard dat ze dacht dat haar vleugels verbrijzeld werden.
Niet zo hard, panikeerde ze. Voorzichtig. Waarom doe je zo?
Als ik naar jouw donkere ogen kijk, dan kan dat maar één ding betekenen.
Mijn donkere ogen, herhaalde ze een beetje verdwaasd.
En naar jouw reactie te meten: mijn blauwgroene ogen?
Dan, dan…
Inderdaad.

Zilvervleugel hoefde de volgende maanden het zilver van haar vleugels niet op te poetsen en ook de blauwe, groene en gele kleuren van haar huid leken zonder veel moeite te glanzen als nooit tevoren. Bij het bloesemfeest dat ze samen met haar familie vierden, had ze haar moeder en haar vader nog nooit zo uitgelaten gezien. Zijzelf voelde zich nog nooit zo goed en ze zat barstensvol energie. Net zoals haar Springeekhoorn, die wel herboren leek.

Vlak na de geboorte van de tweeling en zij de kleur van hun eigen ogen teruggekregen hadden, doopten ze hen in het frisse water van de Kleine Fossiel. De nazomer waarin het gebeurde, was uitzonderlijk warm en het hele bos leek vrolijk. Niet alleen omdat Parelhommel en Dansmuis hun kirren lieten echoën tussen de bomen en hun eerste sprongen maakten, of met de vlinders dolden, maar ook omdat Zilvervleugel zo mooi kon glimlachen als ze hem in de weer zag om het mooie grote nest voor hun vieren.
Die winterslaap droomde Springeekhoorn dat uit het litteken op zijn rug vleugels groeiden. Hij vloog op en zag dat het zo moest zijn.

Reacties

Populaire posts van deze blog

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen - ze rafelen en de draadjes kriebelen tussen mijn vingers - werk ik met een scherm voor mijn neus aan wat ik straks zal moeten uitprinten of met opmerkingen terugsturen. ondertussen wordt het dak geïsoleerd en elke buitenmuur volgespoten met plastic bolletjes - niet speciaal voor mij, ik wikkel mezelf graag in dekens, draag laag over laag op mijn lijf, lees een boek in de stoffigste hoek van dit vochtige huis. maar ik leef hier niet zonder hun twee, dus behoor ik te plannen en te verbeteren met halfwassen handschoenen om mijn tere boekhoudersvingers, die op een toetsenbord thuis horen, geen blote en vereelte buitenhanden om de steel van een spade geklemd. werken aan toekomst, steeds meer toekomst. wearing fingerless knit gloves - they have freyed a bit and the short threads tickle me whenever I touch my face - I work with my nose close to a computerscreen on something I will have to print lateron or send back with ...

het vat is af, het glas tot de bodem geledigd

diepgeploegde voorhoofdrimpels wil ik hebben, waar de schaduwen van de jaren zich ophouden - net als mijn grootvader zaliger, net als mijn vader, mijn oudste broer, en zo snel mogelijk grijze haren op mijn hoofd, in mijn snor en in mijn baard, en daarna witte, kaal mag ook, zoals mijn grootvader aan moederszijde. tanden scheef, vergeeld daarna, verrot en uitgevallen - gapende stiltes in mijn mond. ogen dof, desnoods de staar erin, mijn oren laten me allicht sowieso in de steek zoals ze nu al bij mijn moeder doen, zodat iedereen zich roepend kenbaar maken moet en het volume van de tv altijd op maximum zal staan. net zoals mijn grootmoeder wil ik boeken lezen, maar vergeten wie of wat, en welk personage. voortdurend mezelf herhalen, mekkeren over het geleden leven en afzien, maar niet sterven, nog niet sterven, in ieder geval veel en veel te laat sterven en het bij God altijd beter weten als ik dan toch moet sterven, tot het onverstaanbaar reutelen wordt...

de kans

geef mij de kans die ik niet verdien, dans met mijn schaduwen op een stoffig vloertapijt, en luister naar de donkerrode tonen uit de achtergrond, lees zorgvuldig en op de harde tast de blauwe plekken, die dieper gaan, veel dieper dan mijn doorzichtige huid. give me the chance I don't deserve, dance with my shadows on a dusty carpet, and listen to the dark red tones from the background, read carefully and by hard touch the obscure bruises, that go deeper, much deeper than my transparent skin.