Doorgaan naar hoofdcontent

Aan de boskant - negen

Het Vuurfeest was het feest bij uitstek waarmee in dit bos de ingang van de donkere seizoenen aangekondigd werd. Nog eenmaal kwamen de dieren bij elkaar om daarna de strijd met de koude aan te gaan. Elk op zijn eigen manier. Sommigen vatten een lange reis aan, anderen groeven zich in en gaven zich over aan slaap en dromen, en nog anderen teerden op het weinige voedsel dat voorhanden was en genoten van de eenzaamheid en de stilte tussen de bomen.
Zilvervleugel was er nog nooit geweest. De twee vorige jaren had zij en haar familie de uitnodiging wel ontvangen, maar waar zij oorspronkelijk vandaan kwam, hadden ze dat feest nooit gevierd. Ze had het telkens achteloos laten passeren, wat viel er immers te vieren aan het vooruitzicht op vijf maanden koude.
Springeekhoorn moest haar echter niet lang overtuigen om haar mee te krijgen, al wilde ze toch de zekerheid dat het geen bacchanaal was.
Dat was het geenszins, zei hij, het was een fijn om alle naaste buren bij elkaar te zien. Zeker als het beloofde om een strenge winter te worden, zoals dit jaar, dat voelde hij aan de dikte van zijn pels.
Echt? vroeg ze.
Ja, zei hij, maar dat is een zorg voor na vanavond. Vanavond zal het lekker warm en gezellig zijn bij het vuur.

En zo was het ook, ondervond Zilvervleugel al snel. Het deed je inderdaad even vergeten dat de nachten al zoveel langer geworden waren. Er was eten en drinken genoeg voor iedereen en de verschillende bessen- en pijnboomjenevers vloeiden rijkelijk. Er werd gepraat en gelachen en hoewel Zilvervleugel de enige van haar familie aanwezig was, voelde ze zich helemaal geen buitenbeentje in het gezelschap. Integendeel. Het duurde tot middernacht voor er voor het eerst die avond iets op til leek te zijn, waarvan Zilvervleugel de uitkomst niet helemaal vertrouwde.
In haar ooghoeken zag ze hoe de vuurpijlen in stelling gebracht werden en ze vouwde haar tere vleugels wat extra dicht tegen haar rug aan, sloeg de cape om die ze eerder die week gebreid had uit het rag van webben en uit gedroogde algen uit het riviertje.
Vragend keek ze in de richting van Springeekhoorn. Wat waren ze van plan?
Hij knikte haar geruststellend toe.
Toch schrok ze toen met luide knallen de nachtelijke hemel in kleur gezet werd.

Dat bleek het startsein voor de kleintjes en ze trokken met z’n allen geblakerde takken uit de vlammen om hun handen zwart te kunnen wrijven. Ze vielen iedereen die achteloos naar het vuurwerk keek langs achter aan en met hun roethanden schuurden ze over de wangen en het voorhoofd tot nagenoeg iedereen zwarte vegen op zijn gezicht had.
Zilvervleugel vloog angstig op bij het begin van het geharrewar, maar toen ze beneden zich haar vlinderslaper verwikkeld zag in een speelse worsteling met de kinderen van Stilgnoe en Trotshaan was ze wat geruster en ging ze wat lager vliegen. Laag genoeg om zich te laten verrassen door twee kleine springers, die haar prachtig groen en blauw opgeblonken gelaat van een korrelig laagje roet voorzagen.

Een paar uur later, beiden een beetje beneveld, keerden ze naar hun brug terug. Hij met grote sprongen, zij telkens even lang meevliegend, zoals ze dat wel vaker deden. Het was een eigenaardig gezicht, die twee zo tussen de bomen door te zien bewegen, maar meer ook niet.
Bij het zien van de betoverende binnenkant van hun nest, barstte Zilvervleugel in tranen uit. Haar prachtige blauwgroene ogen lichtten helder op, net zoals het zachte mos, zij viel in een lange diepe slaap in de armen van haar vlinderslaper. In zijn ogen groeiden plots een intense donkere diepte. Hij had in de schaduwen van de omringende bomen een gedaante menen te zien waarvan hij hoopte dat het niet degene was, die hij dacht dat het was.

Reacties

Populaire posts van deze blog

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen - ze rafelen en de draadjes kriebelen tussen mijn vingers - werk ik met een scherm voor mijn neus aan wat ik straks zal moeten uitprinten of met opmerkingen terugsturen. ondertussen wordt het dak geïsoleerd en elke buitenmuur volgespoten met plastic bolletjes - niet speciaal voor mij, ik wikkel mezelf graag in dekens, draag laag over laag op mijn lijf, lees een boek in de stoffigste hoek van dit vochtige huis. maar ik leef hier niet zonder hun twee, dus behoor ik te plannen en te verbeteren met halfwassen handschoenen om mijn tere boekhoudersvingers, die op een toetsenbord thuis horen, geen blote en vereelte buitenhanden om de steel van een spade geklemd. werken aan toekomst, steeds meer toekomst. wearing fingerless knit gloves - they have freyed a bit and the short threads tickle me whenever I touch my face - I work with my nose close to a computerscreen on something I will have to print lateron or send back with ...

baard

  zijn baard was een oergrijze wildegroei en leek wat al te krachtige naar links geblazen   alsof hij zwaar en moede leunend op zijn spade te lang in de eeuwige westenwind stond   de staar gooide reeds een vlies over zijn iris en hij was vier centimeter kleiner dan hij ooit was.   zijn blauwe overal deed hij even zelden uit als zijn lieve zuster hem in de was deed.   nochtans had hij liever een andere vrouw gehad om dat soort dagelijkse beslommeringen te delen en te verdelen onder elkaar. hij wist niet   wat er van haar geworden was, of ze ooit nog aan hem dacht. wat maakte het na al die tijd   uit, nog even de patatten schoonzetten. nog even.

het vat is af, het glas tot de bodem geledigd

diepgeploegde voorhoofdrimpels wil ik hebben, waar de schaduwen van de jaren zich ophouden - net als mijn grootvader zaliger, net als mijn vader, mijn oudste broer, en zo snel mogelijk grijze haren op mijn hoofd, in mijn snor en in mijn baard, en daarna witte, kaal mag ook, zoals mijn grootvader aan moederszijde. tanden scheef, vergeeld daarna, verrot en uitgevallen - gapende stiltes in mijn mond. ogen dof, desnoods de staar erin, mijn oren laten me allicht sowieso in de steek zoals ze nu al bij mijn moeder doen, zodat iedereen zich roepend kenbaar maken moet en het volume van de tv altijd op maximum zal staan. net zoals mijn grootmoeder wil ik boeken lezen, maar vergeten wie of wat, en welk personage. voortdurend mezelf herhalen, mekkeren over het geleden leven en afzien, maar niet sterven, nog niet sterven, in ieder geval veel en veel te laat sterven en het bij God altijd beter weten als ik dan toch moet sterven, tot het onverstaanbaar reutelen wordt...