Hij stond op het oude brugje en keek naar beneden, naar het water dat onder hem bleef stromen om langs hier te passeren en nooit terug te keren. Hij wierp een blaadje het beekje in, drukte op een knopje, snelde naar de andere kant en drukte opnieuw. zeven seconden zag hij en met zijn kin op zijn hand leunde hij over de rand van ruwe rotsstenen. daarnet kwam het water hem nog tegemoet, nu was het al in een flauwe meander verdwenen. In zijn broekzak vond hij het boodschappenlijstje dat zijn moeder hem meegaf. alles stond in de plastic tas in het midden van de brug. het papiertje gleed uit zijn vingers en door een briesje belandde het in het gras op de oever. hij haalde zijn frêle schouders op, vervolgde zijn weg en concludeerde met zijn tienjarige verstand dat er niets zo teleurstellends is als stilstand.
Een blog met en over poëzie en literatuur