Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

In den beginne

  in den beginne zagen we een onbestemd zwarte vlakte rondom ons  maar alsof het slechts een zwarte doek betrof die dun gesleten het eeuwige licht erachter doorgaf - sterren in een pikzwarte hemel -  werd lichtjes licht rondom ons    we proefden sindsdien de kolenduisternis en een doffe dreunende bas ontstemd door het schrille geluid van elke ontwakende zon droomden we van heldere vlammen, van zwijgzaam vuur dat onze leden in lichterlaaie zet   en de droom leidde haar eigen leven en leefde   we gaven de assen op onze tong aan elkaar door onze vingertoppen reikten fluitend naar elkaar alsof het lichamen waren die versmolten in knallende naar binnen gekeerde orgasmes imploderende dansende dansers   iemand ving dit alles, filterde en componeerde  aan een opengeklapte buffetpiano 
Recente posts

Ab Ovo

                                              Aan Joep Beving   de pianomuziek is een verlossingskamer wij zijn kraanvogels met zwaaiende vleugels windmolenwiekende, roodogige reuzen   met een dinosauruspantser bewegen wij in halfhoge glazige kantoorruimte   de wilde roep naar wind en horizon   melodie trekt, trekt zich op gang   roodharige, jonge vrouw aan het spinnenwiel getiktiktik, een gevulde leegte, een draad die de leegte verder uitlijnt en uitleegt   bevroren golven, golven hoekig onverstoord hervat het kind in de oude grijsaard, tijd is een dwangbuis die vooral zichzelf fixeert   wij betreden onszelf telkens weer in lege steden van vergeten skylines en vergezichten   voor ons tijdt de wereld naar Zíjn handen

Een ringetje

Dat Martine bij haar oude moeder terecht kon nadat Erik haar het huis uitzette, kwam de familie goed uit. Zo was er steeds iemand in huis om het negenentachtig jaar oude mensje te verzorgen en moesten ze geen geld spenderen aan bejaardenhulp.    “Als ik kost en inwoon kan krijgen,” zei ze op de familievergadering, “dan betekent dat heel veel voor mij.”   In haar herinneringen zag ze hoe haar moeder vijftig jaar geleden in de woonkamer stond. Ze droeg een blauwe bloemenjurk en had krullen in het haar. Haar zes jaar oude ogen staarden als een ekster naar het ringetje met een briljant en naar het bijpassende dunne gouden kettinkje met ovalen hangertje. De randen van dat hangertje waren bezet met diamantjes en ook in het midden blonk een diamantje. Concentrisch rond dat middelste steentje waaierde een reliëf van slanke jugendstil blaadjes uit. De oorbellen hadden een grote blauwe saffier in het midden.   Op het zolderkamertje van Armand, haar enige broer en kakkenestje, had ze nog ni