Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit augustus, 2013 tonen

botulisme

eerst wordt hun snavel hen te zwaar zodat ze hem niet meer uit het water kunnen tillen en simpelweg verdrinken. later dobberen ze een tijdje rond alsof ze permanent op zoek zijn naar eten in het donkere kanaal. Het is pas als hun ingewanden gisten dat hun buiken boven komen drijven, hun vleugels volledig uitgespreid. het waren er drie vanavond tijdens mijn wandeling, in alle drie de stadia. bij de eerste twee heb ik geen avondlied gezongen, maar bij de derde drie.

vissen voeren

er zijn te veel vissen in de vijver. als ik ze vijverkorrels voer dan wemelt het overal. de draadalgen overwoekeren. volgens een website moet ik daarvoor producten kopen. maar ik zal het maar laten zeker, leven en laten leven, of zoiets, of zoals de groene kikker zijn. bovenop de algen en zalig in de zon.

pannenkoeken

de riem los om gulziger te zijn dan mijn broek aankan. laat de pannenkoeken komen! waar is de suiker, waar de stroop die smelt in mijn mond, in mijn maag vloeit, me verwarmt hier vanbinnen? vervul mij met zoetigheid, met pannenkoeken, heel veel lekkere pannenkoeken! ik wil dat als ik straks in de spiegel kijk en mezelf kus, er een stroop- afdruk achterblijft. Christiaen van Couwenbergh - Jongen met pannenkoek - 1640 (detail)

Boskant (zeven)

De vervallen brug over de Kleine Fossiel was de plaats waar ze ’s avonds afspraken. Soms gingen ze elk terug naar hun eigen stek, maar vaak sliepen ze er op een bed dat hij snelsnel in elkaar geflanst had, voornamelijk met varens, mos en bladeren. Het sliep zeker niet zo goed als tegen zijn lekker warme rotswand of tegen de stenen van de peilers, maar als hij daarover iets zei, antwoordde Zilvervleugel dat zij dan helemaal niet goed lag, dan deed ze de hele nacht geen oog dicht omdat ze bang was om in die posities de nerven van haar vleugels te breken. En als het over haar vleugels ging, dan was dat het einde van de discussie, daar was ze als de dood voor dat haar vleugels iets zouden overkomen. Dat begreep Springeekhoorn, als hij kon vliegen, buiten het vliegen in zijn dromen natuurlijk, maar dat was sowieso zonder vleugels, dan zou hij ook niet willen dat er iets aan zijn vleugels kwam. In haar holle boom de nacht doorbrengen, zou hij ook niet kunnen, daar zou het voor hem veel te k

Boskant (zes)

Ook zijn kameraden zagen dat er iets niet in de haak was met die normaal zo energieke Springeekhoorn. Het was niet dat hij plotseling de spelletjes kaart begon te winnen, absoluut niet, hij bleef ze als vanouds verliezen en hij bleef hen de week daarop met luchtperen betalen. Het was precies alsof hij rustiger geworden was én dan toch weer helemaal niet, alsof iets hem opjoeg. Ik voel me zo wakkel, zei hij op een avond tegen Stilgnoe, die knikte, maar ook niet wist hoe hij de onrust van zijn vriend zou kunnen wegnemen. Hij kwam wat vaker langs dan anders, soms met de kinderen en zijn vrouw Snelhinde, soms niet, zodat Springeekhoorn niet zo vaak alleen was. Veel meer kon hij niet doen. Zo liep het naar het einde van de zomer. Voor de laatste keer zou hij zijn verlies bij het kaartspel compenseren met luchtperen. Het was nog steeds niet helemaal de oude, maar hij had zich wel al wat meer bij zijn mentale onrust neergelegd. Het was ondertussen een soort ritueel geworden dat hij de ver

Boskant (vijf)

Na die avond, meer dan de peren afleveren en een vriendelijke ‘nog een goede nacht’ was het niet geweest, kon ze het niet laten om zich in zijn buurt op te houden, al verborg ze zich in het dichte groen rond Springeekhoorns rots. Iets hield haar tegen om zich te laten zien, maar toch kon ze de lichte vibraties in haar vleugels niet negeren, zeker niet als hij in slaap viel, dat voelde ze nu zelfs tijdens de zeldzame momenten dat ze zich toch aan haar kant van de Kleine Fossiel bevond. Ze wist niet goed wat er met haar aan de hand was, maar ze had het flink te pakken, zo erg dat ze er met niemand over durfde praten, al zagen haar familie en vrienden maar al te goed wat er aan het gebeuren was. Ze fluisterden onder elkaar dat het niet lang meer zou duren voor Zilvervleugel haar hart zou wegschenken. Haar ouders waren op van de zorgen. Eet toch, Zilvertje, straks val je nog flauw, zeiden ze, maar hun Zilvertje knabbelde slechts aan wat noten om hun te plezieren en dronk maar met sipjes

Boskant (vier)

Over het water kwam ze toen, als een lichtvlekje doorheen de schaduwen dat grillig en aarzelend dichterbij kwam. Half slapend en half dromend nog zag hij haar tussen zijn oogwimpers naderen tot op een paar meter, waar ze inhield. Ze keek hem met een scheef hoofdje nieuwsgierig aan. Wat zie jij er vreemd uit, zei ze, er correct van uitgaand dat hij wakker was. Hoe bedoel je, mompelde hij, terwijl hij zich slapender voordeed dan hij in feite nog was. Nu ja, je lijkt wel tegen de stenen te plakken, zo vlak boven het water. Dat is niet zo moeilijk als je dat kan. Ik slaap altijd zo, maar hoe jij over het water vloog, was ook niet bepaald alledaags. Ik heb vleugels. Dat zie ik, ja. Ze lijken op die van een libel, maar hun vorm is die van een vlinder en dan toch anders: doorschijnend en met een zilveren glans. Daarom heet ik Zilvervleugel. Mijn moeder was een vlinder, mijn vader een libel. Simpel, en jij. Ze noemen me Springeekhoorn, maar onze familie is een echt alle

Hongaarse Opera

bij Háry János van Zoltán Kodály achter het stuur wegdromen. hongaarse opera op de radio wordt luide soundtrack van de snelweg. raampjes open, elleboog uit raam, zonnebril, blik onbestemd, want het verkeer is een heldentocht en een slagveld. straks vertel ik mijn maten op café over mijn ongelofelijk wedervaren.

drie

Op het einde van de dag had hij zijn versleten rugzakje vol met luchtperen geladen. Het was zo zwaar dat hij zich nog amper van de ene tak naar de andere kon slingeren zonder een opkomende kramp in zijn vingers te voelen. De eerste oogst van het jaar was bijzonder goed geweest. Er hingen al bijzonder veel mooie, grote en rijpe vruchten boven het bladerdek van het bos te trillen. Je moest ze plukken een weekje voor ze te zwaar waren om nog door de lucht gedragen te worden en naar beneden zouden vallen, wist hij. Dan waren ze op hun best en kon je ze nog gerust een tijdje bewaren. Zijn kameraden zouden tevreden zijn, zeker Stilgnoe, het was het lievelingseten van zijn jongste en zelf kon hij ze niet plukken omdat hij niet lenig genoeg was om de bomen in te klauteren en van tak tot tak te springen. Springeekhoorn had hem vorig jaar zo blij gemaakt met een portie verse peren dat Stilgnoe zijn stille natuur voor even had laten varen en met zijn vier poten tegelijk in de lucht sprong. Versge

twee

Vlak voor hij in slaap viel, zag hij hoe hij dag op dag een jaar geleden er ook op uitgetrokken was om luchtperen te plukken. Hij had zijn drie vrienden, die niet gemaakt waren om tussen de bomen van kruin tot kruin te dansen en te springen, dat hij er ook voor hen uit de lucht zou halen. Vorig jaar was het ook zo’n mooi weer geweest en de hele dag had hij zich vrij en vrolijk gevoeld. Hij had er schik in om te zoeken naar de zoetste peren. Met zijn halfgerafeld rugzakje dat hij van zijn eerst centen gekocht had toen hij twaalf jaar geworden was, zou hij ook nu weer van ’s morgens tot ’s avonds in de weer zijn. ’s Anderendaags zou hij trots de peren in een mandje naar zijn vrienden brengen. Je kon het perfect zien als hij in slaap viel. Dan trok hij zijn benen wat dichter tegen zich aan en sloeg hij zijn handen rond zijn eigen hals, de armen gekruist over zijn borstkast. Zo hing hij altijd tegen zijn rots, de warmte die de enorme steen had opgeslagen doorheen de dag, vervulde hem n