Doorgaan naar hoofdcontent

drie

Op het einde van de dag had hij zijn versleten rugzakje vol met luchtperen geladen. Het was zo zwaar dat hij zich nog amper van de ene tak naar de andere kon slingeren zonder een opkomende kramp in zijn vingers te voelen. De eerste oogst van het jaar was bijzonder goed geweest. Er hingen al bijzonder veel mooie, grote en rijpe vruchten boven het bladerdek van het bos te trillen. Je moest ze plukken een weekje voor ze te zwaar waren om nog door de lucht gedragen te worden en naar beneden zouden vallen, wist hij. Dan waren ze op hun best en kon je ze nog gerust een tijdje bewaren. Zijn kameraden zouden tevreden zijn, zeker Stilgnoe, het was het lievelingseten van zijn jongste en zelf kon hij ze niet plukken omdat hij niet lenig genoeg was om de bomen in te klauteren en van tak tot tak te springen. Springeekhoorn had hem vorig jaar zo blij gemaakt met een portie verse peren dat Stilgnoe zijn stille natuur voor even had laten varen en met zijn vier poten tegelijk in de lucht sprong. Versgeplukte luchtperen waren immers veel lekkerder dan die hij in de winkel moest kopen en die waren bovendien verschrikkelijk duur. Hij had niet verwacht dat Stilgnoe zo opgewonden kon zijn, maar het was een prettig zicht geweest. En hij hield ervan om hem blij te maken.

Voorzichtig had hij elke vrucht in krantenpapier gewikkeld zodat ze niet gekwetst zouden worden in zijn zoektocht naar nieuwe peren. Toen hij aan de oever van de Kleine Fossiel aankwam, besloot hij het voor gezien te houden die dag. Hij controleerde of de inhoud van zijn rugzakje niet beschadigd was, maar slechts één peer had een deukje, dus at hij die met veel smaak op en gooide de pit in het water. Het riet aan de oever reikte bijna tot aan de overblijfselen van de pijlers van de ingestorte brug over het riviertje. Die houten overspanning had de tijd niet overleefd en enkel zijn grootvader die vlak voor de Groote Oorlog geboren was, had nog een vroege herinnering aan de brug gehad. Achteraf was het voor zijn familie steeds een zomertrekpleister geweest. Zowel zijn grootvader als zijn vader als zijn broers, zussen, neven en nichten hadden hier allemaal leren zwemmen. Wie weet misschien zelfs zijn overgrootouders! Hij dacht aan de familiepicknicks en aan nonkel Fratsfret die op zijn handen de aangestampte aarden ramp op wandelde tot boven en zich dan met een halve salto in het water liet vallen. Ze moesten er allemaal hard mee lachen en af en toe werd een neefje teruggeroepen als die probeerden om dat na te doen. Van nonkel Fratsfret kon je de zotste dingen verwachten, maar het was zeker niet altijd een goed idee om hem te proberen na te doen. Zijn ouders hadden het maar niks gevonden, als zijn broertjes en zusjes hem smeekten om nog een trucje te tonen, maar voor hen was het lachen, gieren en handengeklap geweest. Zelfs nu verscheen er een glimlach op zijn gezicht als hij dacht aan die keer dat Fratsfret met een geweldige sprong zo’n bommetje in het water gefabriceerd dat ze allemaal kletsnat gespetst werden aan de oever. Allemaal pas hun kleren terug aan, klaar om naar huis te vertrekken, alleen die laatste truc van Fratsfret nog, alsjeblief, mama, alsjeblief papa. OK, dan, nog een laatste. Komaan Fret, nog snel een keer dat we naar huis kunnen…
En daarna het gevloek van mijn vader, want het was altijd hetzelfde met die kerel.
Fratsfret, die van krommen aas gebaarde en zijn knipoog naar de kinderen, die we allemaal met een poging tot knipoog beantwoordden.

Het was laat in de namiddag en hij kroop tegen de bakstenen oeverpijler. Hij dommelde in.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Een ringetje

Dat Martine bij haar oude moeder terecht kon nadat Erik haar het huis uitzette, kwam de familie goed uit. Zo was er steeds iemand in huis om het negenentachtig jaar oude mensje te verzorgen en moesten ze geen geld spenderen aan bejaardenhulp.    “Als ik kost en inwoon kan krijgen,” zei ze op de familievergadering, “dan betekent dat heel veel voor mij.”   In haar herinneringen zag ze hoe haar moeder vijftig jaar geleden in de woonkamer stond. Ze droeg een blauwe bloemenjurk en had krullen in het haar. Haar zes jaar oude ogen staarden als een ekster naar het ringetje met een briljant en naar het bijpassende dunne gouden kettinkje met ovalen hangertje. De randen van dat hangertje waren bezet met diamantjes en ook in het midden blonk een diamantje. Concentrisch rond dat middelste steentje waaierde een reliëf van slanke jugendstil blaadjes uit. De oorbellen hadden een grote blauwe saffier in het midden.   Op het zolderkamertje van Armand, haar enige broer en kakkenestje, had ze nog ni

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen - ze rafelen en de draadjes kriebelen tussen mijn vingers - werk ik met een scherm voor mijn neus aan wat ik straks zal moeten uitprinten of met opmerkingen terugsturen. ondertussen wordt het dak geïsoleerd en elke buitenmuur volgespoten met plastic bolletjes - niet speciaal voor mij, ik wikkel mezelf graag in dekens, draag laag over laag op mijn lijf, lees een boek in de stoffigste hoek van dit vochtige huis. maar ik leef hier niet zonder hun twee, dus behoor ik te plannen en te verbeteren met halfwassen handschoenen om mijn tere boekhoudersvingers, die op een toetsenbord thuis horen, geen blote en vereelte buitenhanden om de steel van een spade geklemd. werken aan toekomst, steeds meer toekomst. wearing fingerless knit gloves - they have freyed a bit and the short threads tickle me whenever I touch my face - I work with my nose close to a computerscreen on something I will have to print lateron or send back with

In den beginne

  in den beginne zagen we een onbestemd zwarte vlakte rondom ons  maar alsof het slechts een zwarte doek betrof die dun gesleten het eeuwige licht erachter doorgaf - sterren in een pikzwarte hemel -  werd lichtjes licht rondom ons    we proefden sindsdien de kolenduisternis en een doffe dreunende bas ontstemd door het schrille geluid van elke ontwakende zon droomden we van heldere vlammen, van zwijgzaam vuur dat onze leden in lichterlaaie zet   en de droom leidde haar eigen leven en leefde   we gaven de assen op onze tong aan elkaar door onze vingertoppen reikten fluitend naar elkaar alsof het lichamen waren die versmolten in knallende naar binnen gekeerde orgasmes imploderende dansende dansers   iemand ving dit alles, filterde en componeerde  aan een opengeklapte buffetpiano