Doorgaan naar hoofdcontent

het vat is af, het glas tot de bodem geledigd


diepgeploegde voorhoofdrimpels
wil ik hebben, waar de schaduwen
van de jaren zich ophouden -
net als mijn grootvader zaliger,
net als mijn vader, mijn oudste
broer, en zo snel mogelijk grijze
haren op mijn hoofd, in mijn snor
en in mijn baard, en daarna
witte, kaal mag ook, zoals
mijn grootvader aan moederszijde.

tanden scheef, vergeeld daarna,
verrot en uitgevallen - gapende
stiltes in mijn mond. ogen dof,
desnoods de staar erin, mijn oren
laten me allicht sowieso in de steek
zoals ze nu al bij mijn moeder doen,
zodat iedereen zich roepend kenbaar
maken moet en het volume van de tv
altijd op maximum zal staan.

net zoals mijn grootmoeder wil
ik boeken lezen, maar vergeten
wie of wat, en welk personage.
voortdurend mezelf herhalen,
mekkeren over het geleden leven
en afzien, maar niet sterven,
nog niet sterven, in ieder geval
veel en veel te laat sterven

en het bij God altijd beter weten
als ik dan toch moet sterven,
tot het onverstaanbaar reutelen
wordt. toestaan dat men de pijn
verzacht, maar niet doet verdwijnen.
dit leven tot ieders last tot het uiterste
uitleven en toch, toch een stampensvolle
kerk bij mijn kist. nog een echte

pastoor, al weet ik niet waar men
hem nog uitvist, en volk op de koffietafel,
volk, dat honderduit ratelt en roddelt
en te veel drinkt; en dat men dan denkt,
hij heeft een schoon leven gehad,
maar zijn ziekte, en ocharme zijn dood.
en dan bij het laatste glas, Jef
die zegt, als was hij de enige die
het begreep: hij heeft het zo gewild:
dit leven en deze dood. en daarna

het glas geledigd tot op de bodem,
een ober die het in de handen neemt,
afwast en terug in de kast zet en
antwoordt: het wordt tijd om naar
huis te gaan Jef, het is al donker.
en Jef die zegt: er is thuis niks
meer, niemand die op me wacht.
dik tegen zijn goesting, tapt
de ober alweer een laatste glas;

kletst zijn overjas nat als hij
er zelf nog eentje. het vat is af.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een ringetje

Dat Martine bij haar oude moeder terecht kon nadat Erik haar het huis uitzette, kwam de familie goed uit. Zo was er steeds iemand in huis om het negenentachtig jaar oude mensje te verzorgen en moesten ze geen geld spenderen aan bejaardenhulp.    “Als ik kost en inwoon kan krijgen,” zei ze op de familievergadering, “dan betekent dat heel veel voor mij.”   In haar herinneringen zag ze hoe haar moeder vijftig jaar geleden in de woonkamer stond. Ze droeg een blauwe bloemenjurk en had krullen in het haar. Haar zes jaar oude ogen staarden als een ekster naar het ringetje met een briljant en naar het bijpassende dunne gouden kettinkje met ovalen hangertje. De randen van dat hangertje waren bezet met diamantjes en ook in het midden blonk een diamantje. Concentrisch rond dat middelste steentje waaierde een reliëf van slanke jugendstil blaadjes uit. De oorbellen hadden een grote blauwe saffier in het midden.   Op het zolderkamertje van Armand, haar enige broer en kakkenestje, had ze nog ni

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen - ze rafelen en de draadjes kriebelen tussen mijn vingers - werk ik met een scherm voor mijn neus aan wat ik straks zal moeten uitprinten of met opmerkingen terugsturen. ondertussen wordt het dak geïsoleerd en elke buitenmuur volgespoten met plastic bolletjes - niet speciaal voor mij, ik wikkel mezelf graag in dekens, draag laag over laag op mijn lijf, lees een boek in de stoffigste hoek van dit vochtige huis. maar ik leef hier niet zonder hun twee, dus behoor ik te plannen en te verbeteren met halfwassen handschoenen om mijn tere boekhoudersvingers, die op een toetsenbord thuis horen, geen blote en vereelte buitenhanden om de steel van een spade geklemd. werken aan toekomst, steeds meer toekomst. wearing fingerless knit gloves - they have freyed a bit and the short threads tickle me whenever I touch my face - I work with my nose close to a computerscreen on something I will have to print lateron or send back with

In den beginne

  in den beginne zagen we een onbestemd zwarte vlakte rondom ons  maar alsof het slechts een zwarte doek betrof die dun gesleten het eeuwige licht erachter doorgaf - sterren in een pikzwarte hemel -  werd lichtjes licht rondom ons    we proefden sindsdien de kolenduisternis en een doffe dreunende bas ontstemd door het schrille geluid van elke ontwakende zon droomden we van heldere vlammen, van zwijgzaam vuur dat onze leden in lichterlaaie zet   en de droom leidde haar eigen leven en leefde   we gaven de assen op onze tong aan elkaar door onze vingertoppen reikten fluitend naar elkaar alsof het lichamen waren die versmolten in knallende naar binnen gekeerde orgasmes imploderende dansende dansers   iemand ving dit alles, filterde en componeerde  aan een opengeklapte buffetpiano