Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit 2021 tonen

brug

 eerst  lieflijk en zacht, diep ingeademd om ver te reiken; ik mag mijn stem niet vergeten, zonder stem heeft een labiodentaal geen zin vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv daarna iets minder zacht, duidelijker zeg maar, niet te ontkennen aanwezig, maar ik houd van je, dat wil ik behouden, ik wil jou behouden. vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv daarna boos, verdrietig, blij, enthousiast, hitsig, breekbaar, terneergeslagen, verloren, betrokken,  koortsig, zorgend, altijd zorgend, gewoon er zijn... vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv en als laatste, omdat het echt niet meer anders kan, onverschillig, zoals elk einde onverschillig is, bijna onhoorbaar, maar standvastig op dezelfde toon vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv de resonantie klinkt als fluiten, als wind;  het glas breekt, de spiegel barst,  de brug stort in; overkant. on.bere.ik.baar.

Duivelsverzen 1: water en vuur

  Duivelsverzen 1: water en vuur     kanaalmeisje   water vult traag mijn longen. wie niet wegzinkt, is gezien;   hoe zonk het vuur van zijn passie nochtans.   en als ik word gezien, wat een tedere angst in de ogen van een voorbijganger die mij als een plastic zak leest   en niet vermoedt wat ik illustreer. in mij is het tederheid die heerst, maar dan eentje die niemand begrijpt.   het water en de zachte deining heeft niet geluisterd naar zijn stem. droeg mij op de armen, omringde mij met wier.     I.   zal ik je vertellen wat je moet dromen; klamp je lippen als ringen aan het bed.   een steen zal je zijn, - een mineraal – poreus als een uitdijende spons in een ver en ondergelopen land.   er is geen veer naar de overkant geen vogel die je kan dragen.   waar water is, zal slechts water zijn; golven volgen mijn stem als een definitie.     II.   in het midden van deze stad een uithangbord waarop

hemd

 ik denk  het gaat goed met me ik draag mijn favoriete gele hemd van mijn vaders vader hoor ik niets meer sinds hij gestorven is denk ik  het gaat goed hij heeft nooit afgezien zijn koppigheid  soms denk ik dat ik dat ook heb dat koppige mythevormig denk ik  het is goed zo met mij mijn vaders vader had zijn eigen vaders vader zijn eigen  om te vergeten de oorlog  enzo denk ik een rood rood hemd Jopie Huisman "Roodbaaien hemd" 1975  

uitgesproken

 in lange bewegingen schuiven wij als lakens over elkaar heen   de handen plakken niet langer van zweet, dijen, knieën weten wanneer zij worden aangeraakt   onze adem heeft het snakken niet langer nodig en geeft ook niet toe   wij zijn glijdend en toch niet  meer vloeibaar    dan anders   geven wij  uitgesproken en beminnelijk elkaar bloot in bedekte termen    Henri de Toulouse-Lautrec, Le Lit

donkere horizonten

als aardgravers kronkelen we om boomwortels  eten we half gefermenteerde wormen om groot te worden, sterker dan de eik  waar we op maanloze nachten de nagels inzetten  als ijsvogels kijken we in het duister over boomtoppen hoger en verder dan donkere horizonten zodra het vervaarlijk schijnt in het oosten duiken wij weer onze gangen in ijle pieken en uitgeharde kleuren  woekeren in ons bloed als onterechte dromen hier is het damp en vochtig de zware geuren en luchten die wij in- en uitademen verwarren ons en verlammen ons enkel 's nachts zetten wij de klauwen in de schors van bomen verbeelden wij onze bevroren vleugels aanschouwen wij en aanschouwen

blind & doof

 de blinden zijn gesloten zijn blik naar binnen gericht en hij wacht hij wacht tot hij  blind en doof  stil op deze stoel zit binnen in zijn hoofd heeft hij het zo ingericht dat hij blindelings de rijst vindt, de bonen en de vis, de noodzaak  om hier op deze stoel, in wit uitgelicht licht. "Untitled nr. 2" Mark Rothko

tapijt

ik hou niet van een deurmat daar veeg ik graag mijn voeten aan liever had ik in de plaats een malse matras zodat ik een beetje door de grond zak voor ik bij jou binnen kan dan, mijn liefje, doe ik graag  mijn schoenen uit leg asjeblief ook rode  tapis plein over jouw koude vloer en hang een wandtapijtje  tegen elke muur van al dat stoffige zacht zal de lucht elektries opladen en de vonken zullen overslaan (#tapijt's tof) geen deurmat, aub een deurmat is niets voor mij wie veegt nu graag zijn schoenen als je alles mag uitdoen en het huis betreden op blote voet- zolen die zachtjes in het tapijt zakken dat kamerbreed over koude vloeren elk stoffig stofje knettert elektries  als ik over perzies rood naar jou toe schuif en schuif en schuif tapijt 's tof  doet vonken overslaan (

R & J

onze namen waren maskers die smolten vanaf de eerste blik die ons verbond en verbrandde   toen beten wij onze tanden nog niet stuk op onze tanden, beefden onze naakte handen bij de eerste naakte huid   klare wijn werd ons nooit geschonken, maar we dronken onszelf toch aan onszelf dronken   later lagen onze namen  als stukgeslagen glas tussen ons in, samen werd een schervenpijn.   onze gesmolten maskers smolten over elkaar en veranderden wat kon veranderen   anderen ontleden ons samen dat deden wij niet nog anderen smeedden ons samen alsof wij nog niet verbonden waren   uiteindelijk deden wij het samen als waren wij uiteindelijk toch samen.

Pendule

als de pendule bovenop de wandkast niet meer om het kwartier alarm slaat en er niemand nog in deze kamer staat de telefoon nodeloos overgaat ben jij, die samen met haar, eenzaam luidop op een achtergrond van stille strijkers jezelf de grootste dingen afvraagt, nog verrast over je afwezige grootvader ben jij zelf nog ooit daar waar de pendule de uren draaien rond de oren slaat, iedereen luidkeels de kamer uitjaagt en levensgevaarlijk naar zijn foto staart als was hij het die de tijd uitdaagt

blijft

zonlicht dringt de kamer binnen langs een spleet tussen gordijnen. hij staat op uit zijn zetel, opent de gordijnen,  laat nog meer licht de kamer binnendringen. de zon werpt goud op de stoffige oude zetel. stof dwarrelt door  de lucht in de kamer. hij kijkt en beslist. hij blijft en sluit zorgvuldig de gordijnen. "Zonlicht op de gordijnen" Serge de Vries

Grijp

wacht even, dacht ik, waar waren wij gebleven; had ik jouw pezen al voor mij in gespannen of zaten mijn vingers nog vastgeplakt aan jouw ogen. en ik grijp en blijf grijpen. Jouw lijf is onuitputtelijk. ik blaas bliksems door jouw leden en grijpgrijp de elektriciteit die jou deze wereld in smijt. neem mij, zei jij, neem mij zoals ik lijfelijk ben en zoals wij samen enkel fysiek samen kunnen zijn en geef mij, geef richting aan bloed door mijn aders. hoe kon ik jou ooit zo willen, ik die enkel greep, en jij die daarna greep, zoals jij enkel kon grijpen: naar mijn blik die jou niet langer waardig leek,  naar de laatste adem uit de longen die mij zo oneindig dierbaar en onschuldig omringden.

huidloos

 wij lepelden uit zoetgevooisde melk met honing en knetterden en pulsten in elkaars buurt als over pelsen, donzen huiden bewogen wij toen nog over elkaar, ademden elkaars woordjes beter dan wij dat zelf zouden kunnen waarom grepen wij daarna zo op elkaar in  waarom gaven wij daarna zo uit op elkaar waren wij al die tijd samen een lege bril dreven wij al die tijd als verdronken inkt in een uitgeschreven rivier,                                                              houdt dit ooit op wij lepelen gretig en gretiger, bijten  vol vuur happen uit elkaars buurt huidloos zoeken wij een pijnlijk, teder en ademloos perfect onuitgesproken woord

puzzel

hij drinkt koffie en nog koffie propt grote stukken chocolade in zijn mond en gaat door met wat hij doet  lijkt een puzzel dit stukje hoort bij dat  en dit bij dat en nee, nee dit niet bij, of toch drinkt hij koffie en nog koffie propt grote stukken chocoloade tussen zijn tanden en laat zijn schouders zakken 

baard

  zijn baard was een oergrijze wildegroei en leek wat al te krachtige naar links geblazen   alsof hij zwaar en moede leunend op zijn spade te lang in de eeuwige westenwind stond   de staar gooide reeds een vlies over zijn iris en hij was vier centimeter kleiner dan hij ooit was.   zijn blauwe overal deed hij even zelden uit als zijn lieve zuster hem in de was deed.   nochtans had hij liever een andere vrouw gehad om dat soort dagelijkse beslommeringen te delen en te verdelen onder elkaar. hij wist niet   wat er van haar geworden was, of ze ooit nog aan hem dacht. wat maakte het na al die tijd   uit, nog even de patatten schoonzetten. nog even.