Doorgaan naar hoofdcontent

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen
- ze rafelen en de draadjes
kriebelen tussen mijn vingers -

werk ik met een scherm voor mijn neus
aan wat ik straks zal moeten uitprinten
of met opmerkingen terugsturen.

ondertussen wordt het dak geïsoleerd
en elke buitenmuur volgespoten
met plastic bolletjes -

niet speciaal voor mij,
ik wikkel mezelf graag
in dekens,
draag laag
over laag op mijn lijf,

lees een boek in de stoffigste hoek
van dit vochtige huis.

maar ik leef hier niet
zonder hun twee,

dus behoor ik te plannen
en te verbeteren
met halfwassen handschoenen
om mijn tere boekhoudersvingers,
die op een toetsenbord thuis horen,

geen blote en vereelte buitenhanden
om de steel van een spade geklemd.

werken aan toekomst,
steeds meer toekomst.



wearing fingerless knit gloves
- they have freyed a bit and the short
threads tickle me whenever I touch my face -

I work with my nose close to a computerscreen
on something I will have to print lateron
or send back with my corrections.

In the mean while they are insulating
the roof and filling the hollow walls
with little plastic balls -

it's not really for me,
I like wrapping myself up
in blankets,
wear layer
over layer on my body,

read a book in the dusty corners
of this moist house.

But I do not live here
without the two of them

and that is why I have to plan
and correct with
unfinished gloves to protect my
tender book keeper fingers
which belong on a computer keyboard,

no bare weather skinned hands
clutching the handle of a spade.

working on the future,
always more future.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een ringetje

Dat Martine bij haar oude moeder terecht kon nadat Erik haar het huis uitzette, kwam de familie goed uit. Zo was er steeds iemand in huis om het negenentachtig jaar oude mensje te verzorgen en moesten ze geen geld spenderen aan bejaardenhulp.    “Als ik kost en inwoon kan krijgen,” zei ze op de familievergadering, “dan betekent dat heel veel voor mij.”   In haar herinneringen zag ze hoe haar moeder vijftig jaar geleden in de woonkamer stond. Ze droeg een blauwe bloemenjurk en had krullen in het haar. Haar zes jaar oude ogen staarden als een ekster naar het ringetje met een briljant en naar het bijpassende dunne gouden kettinkje met ovalen hangertje. De randen van dat hangertje waren bezet met diamantjes en ook in het midden blonk een diamantje. Concentrisch rond dat middelste steentje waaierde een reliëf van slanke jugendstil blaadjes uit. De oorbellen hadden een grote blauwe saffier in het midden.   Op het zolderkamertje van Armand, haar enige broer en kakkenestje, had ze nog ni

In den beginne

  in den beginne zagen we een onbestemd zwarte vlakte rondom ons  maar alsof het slechts een zwarte doek betrof die dun gesleten het eeuwige licht erachter doorgaf - sterren in een pikzwarte hemel -  werd lichtjes licht rondom ons    we proefden sindsdien de kolenduisternis en een doffe dreunende bas ontstemd door het schrille geluid van elke ontwakende zon droomden we van heldere vlammen, van zwijgzaam vuur dat onze leden in lichterlaaie zet   en de droom leidde haar eigen leven en leefde   we gaven de assen op onze tong aan elkaar door onze vingertoppen reikten fluitend naar elkaar alsof het lichamen waren die versmolten in knallende naar binnen gekeerde orgasmes imploderende dansende dansers   iemand ving dit alles, filterde en componeerde  aan een opengeklapte buffetpiano