Doorgaan naar hoofdcontent

Boskant (vijf)

Na die avond, meer dan de peren afleveren en een vriendelijke ‘nog een goede nacht’ was het niet geweest, kon ze het niet laten om zich in zijn buurt op te houden, al verborg ze zich in het dichte groen rond Springeekhoorns rots. Iets hield haar tegen om zich te laten zien, maar toch kon ze de lichte vibraties in haar vleugels niet negeren, zeker niet als hij in slaap viel, dat voelde ze nu zelfs tijdens de zeldzame momenten dat ze zich toch aan haar kant van de Kleine Fossiel bevond. Ze wist niet goed wat er met haar aan de hand was, maar ze had het flink te pakken, zo erg dat ze er met niemand over durfde praten, al zagen haar familie en vrienden maar al te goed wat er aan het gebeuren was. Ze fluisterden onder elkaar dat het niet lang meer zou duren voor Zilvervleugel haar hart zou wegschenken. Haar ouders waren op van de zorgen.
Eet toch, Zilvertje, straks val je nog flauw, zeiden ze, maar hun Zilvertje knabbelde slechts aan wat noten om hun te plezieren en dronk maar met sipjes van haar nectar.
Haar ouders herkenden bovendien de symptomen van toen ze zelf jong waren geweest en ze vroegen zich af waar ze elke avond zo dringend naartoe moest. Ze ging niet naar haar holle boom, dat wisten ze wel zeker. De oudste broer had hen voorgesteld om haar te stiekem te volgen, maar dat hadden ze hem verboden. Zilvervleugel was oud genoeg en ze wist heus wel wat ze deed, gaven ze hem als antwoord. Maar toch waren ze er zelf niet erg gerust in. Hopelijk was het een fatsoenlijke jongen.
Zilvervleugel voelde ondertussen heel duidelijk wat ook die duizenden vlinders die naar hem toevlogen, moesten voelen. Zijn slapen was een lokroep aan warme verlangens. Het vulde haar hele lijf, van haar tenen tot in de toppen van haar vleugels.
Voorlopig mocht ze er niet aan toegeven, zei ze tegen zichzelf terwijl ze hem bespiedde. Het past toch helemaal niet als je zomaar ongevraagd aan iemands vacht gaat ruiken en voelen terwijl hij slaapt.
Langer dan tien dagen, die haar een eeuwigheid leken te duren, hield ze het echter niet vol. In een opwelling voegde ze zich bij die wolk van vlinders die naar hem toe vlogen. Dicht kroop ze tegen hem aan, bang dat hij wakker zou worden, maar tegelijk was het een rustgevende en zachte omhelzing, al was ze nog zo bang dat ze haar vleugels zou kwetsen door ze dicht bij iemand te hangen.

Het duurde een maand voor Springeekhoorn op een ochtend een streling tegen zijn wang voelde die hij nog nooit eerder gevoeld had. Het was niet de kleine tinteling van één van de dagpauwoogjes die altijd zo laat wakker werden. Het was alsof een zijden sjaal langs zijn gezicht streek. Hij voelde de elektriciteit ervan door zijn ruggengraat lopen, maar hij had zijn ogen te laat open om nog te kunnen zien wat dat geweest was.
De nacht die erop volgde, sloeg hij instinctmatig zijn armen niet meer kruislings rond zijn eigen hals en borst, maar hield hij Zilvervleugel vast.
Daardoor sliep zij de hele nacht niet, zo bang was ze haar tere vleugels onder zijn pezige armen zijn breken. De nacht daarop waagde ze de oversteek over de Kleine Fossiel niet meer en sloot ze zich op in haar eigen holle boom. Ze voelde zich bang en eenzaam.
Springeekhoorn voelde ondertussen dat er iets veranderd was en dat hij iets miste, alleen kon hij zijn vinger er niet opleggen wat dat dan wel zou kunnen zijn. Aan de vlinders lag het niet, en ook niet aan zijn rots, maar de droom over het vliegen, die zich anders ’s morgens nog zo goed kon herinneren, bleef achterwege.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een ringetje

Dat Martine bij haar oude moeder terecht kon nadat Erik haar het huis uitzette, kwam de familie goed uit. Zo was er steeds iemand in huis om het negenentachtig jaar oude mensje te verzorgen en moesten ze geen geld spenderen aan bejaardenhulp.    “Als ik kost en inwoon kan krijgen,” zei ze op de familievergadering, “dan betekent dat heel veel voor mij.”   In haar herinneringen zag ze hoe haar moeder vijftig jaar geleden in de woonkamer stond. Ze droeg een blauwe bloemenjurk en had krullen in het haar. Haar zes jaar oude ogen staarden als een ekster naar het ringetje met een briljant en naar het bijpassende dunne gouden kettinkje met ovalen hangertje. De randen van dat hangertje waren bezet met diamantjes en ook in het midden blonk een diamantje. Concentrisch rond dat middelste steentje waaierde een reliëf van slanke jugendstil blaadjes uit. De oorbellen hadden een grote blauwe saffier in het midden.   Op het zolderkamertje van Armand, haar enige broer en kakkenestje, had ze nog ni

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen - ze rafelen en de draadjes kriebelen tussen mijn vingers - werk ik met een scherm voor mijn neus aan wat ik straks zal moeten uitprinten of met opmerkingen terugsturen. ondertussen wordt het dak geïsoleerd en elke buitenmuur volgespoten met plastic bolletjes - niet speciaal voor mij, ik wikkel mezelf graag in dekens, draag laag over laag op mijn lijf, lees een boek in de stoffigste hoek van dit vochtige huis. maar ik leef hier niet zonder hun twee, dus behoor ik te plannen en te verbeteren met halfwassen handschoenen om mijn tere boekhoudersvingers, die op een toetsenbord thuis horen, geen blote en vereelte buitenhanden om de steel van een spade geklemd. werken aan toekomst, steeds meer toekomst. wearing fingerless knit gloves - they have freyed a bit and the short threads tickle me whenever I touch my face - I work with my nose close to a computerscreen on something I will have to print lateron or send back with

In den beginne

  in den beginne zagen we een onbestemd zwarte vlakte rondom ons  maar alsof het slechts een zwarte doek betrof die dun gesleten het eeuwige licht erachter doorgaf - sterren in een pikzwarte hemel -  werd lichtjes licht rondom ons    we proefden sindsdien de kolenduisternis en een doffe dreunende bas ontstemd door het schrille geluid van elke ontwakende zon droomden we van heldere vlammen, van zwijgzaam vuur dat onze leden in lichterlaaie zet   en de droom leidde haar eigen leven en leefde   we gaven de assen op onze tong aan elkaar door onze vingertoppen reikten fluitend naar elkaar alsof het lichamen waren die versmolten in knallende naar binnen gekeerde orgasmes imploderende dansende dansers   iemand ving dit alles, filterde en componeerde  aan een opengeklapte buffetpiano