Doorgaan naar hoofdcontent

carnaval (intocht van de Koning)

vanop het balkon zag ik 's morgens vroeg hoe, in het
tegenlicht van de opkomende zon, alles begon. de eerste trom
liet snel van zich horen, een bombardon, en luide trompet,
een man met een piano op de rug. uit het station, bij elke

nieuwe trein, stroomden mensen als verklede mieren
de nauwe straten in. zo’n menigte had ik nog nooit gezien.
met al die kleuren op de been – geschminkte gezichten,
balonnen en confetti – bekroop een kramp me tot in de kaken.

een pierrot en een august traden toe met hamer
en beitel in de hand, koevoet aan de riem gebonden.
“breek me de bek niet open,” snikte ik binnensmonds,
maar tevergeefs, er gaapte iets, open als een veel

te vermoeide mond. al was ik nog zo voorzichtig,
wat ik had verzwegen, klopte als een gewonde vingertop
en uiteindelijk: ik sprak.(we zouden onszelf in bochten
moeten dansen, met maskers en zotskappen op springen

onder de maan en in het halflicht. de schaduwen die ons
bereikten, hadden we niet zelf gecreëerd, maar we trokken
ze aan als hingen ze in flarden en raggen te blinken
in onze plezantste garderobe. in onze hoofden ging alles

op en neer en steeds opnieuw nog harder tekeer.
we geloofden hartstochtelijk in ons spiegelbeeld.)
en toen kraakte mijn bek open als een paard dat
in de binnenstad op hol geslagen werd en waarin het

woelde tot de ramen van de huizen dichtsloegen, de venster-
glazen in de kozijnen trilden, en we de oorlog verklaarden.
met een list heroverden we de strijd om onszelf, werden onze
hielen getroffen door pijlscherpe kogels. in een oogwenk

werd elk gebouw een grauwstenen ruïne. tijdens wat over-
bleef van de tijd was mijn stem een prachtig slagveld.
iemand stond met mijn kaak in de ene hand en de rest
van mijn schedel in de andere. hij liet ze losjes langs

zijn lichaam bengelen en wandelde met het geweld mee
doorheen de kronkelende straten. het lachen leek hem al
een eeuwigheid vergaan. wat mijn ogen zagen waren
de geslepen machetes, de opengesperde ogen, de nagelwitte

tanden. woede om iets onbekends droop als zweet van
mannenlichamen. de massa bewoog zich als een slang
voort achter de laatste wagen. een man met een gepluimde
hoed wierp oranje bollen de reikende handenzee in.

een vreemdeling met een wilde uitdrukking op zijn
gezicht werd naar voor geduwd. zijn gestriemde huid zwart
van het gedroogde bloed en Hij werd wie wij zijn en bleef
wie Hij was. op het schavot zat een rechter in luipaardenpak.

met zijn grote rubberen hamer sloeg hij tafels in twee,
juichend en gillend verdween een gepekte vrouw
met veren tussen de billen en borsten in het publiek,
zij maakte plaats voor de vreemdeling met de woeste ogen.

daar stond Hij dan, genageld, en keek niemand aan. deuren
werden uit hengsels gelicht en naar voren doorgegeven,
vuilbakken werden geledigd aan Zijn voeten. een vliegtuig
vloog over met een banner, vingers wezen ernaar, kelen

lachten luid. het licht verscheen in de vorm van
een eeuwige vlam in de handen van een afgetrainde en magere
atleet, hij was er maanden mee onderweg geweest. zijn ingevallen
wangen herinnerde iedereen aan wat er zou komen .

vuurwerk werd afgestoken en rook omhulde de man op de planken,
Hij bewoog niet. éénmaal de hitte aan Zijn tenen likte, keerde
wat ik zag voorgoed en onomkeerbaar om. maskers smolten
van de gezichten bij het breken van Zijn blik. met open mond

staarden wij naar ons vlammend evenbeeld. Zijn adem
kwam in rookwolken. Zijn schreeuw werd gesmoord en wij
hoestten als Hij iets zeggen wilde. “wat. hadden. wij. aangericht.
vergeef. ons. onze. schulden.” mijn tong vatte vuur en ik spuwde

leegte in het rond. stilzwijgend ging elke man, elke vrouw, elk kind,
elke grootvader, elke grootmoeder, elke tante, elke nonkel, elke vriend
elke vriendin, elke minnaar, elke minnares, elke alleenstaande,
elke weduwe, elke weduwenaar naar huis. iedereen had iemand

verloren.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een ringetje

Dat Martine bij haar oude moeder terecht kon nadat Erik haar het huis uitzette, kwam de familie goed uit. Zo was er steeds iemand in huis om het negenentachtig jaar oude mensje te verzorgen en moesten ze geen geld spenderen aan bejaardenhulp.    “Als ik kost en inwoon kan krijgen,” zei ze op de familievergadering, “dan betekent dat heel veel voor mij.”   In haar herinneringen zag ze hoe haar moeder vijftig jaar geleden in de woonkamer stond. Ze droeg een blauwe bloemenjurk en had krullen in het haar. Haar zes jaar oude ogen staarden als een ekster naar het ringetje met een briljant en naar het bijpassende dunne gouden kettinkje met ovalen hangertje. De randen van dat hangertje waren bezet met diamantjes en ook in het midden blonk een diamantje. Concentrisch rond dat middelste steentje waaierde een reliëf van slanke jugendstil blaadjes uit. De oorbellen hadden een grote blauwe saffier in het midden.   Op het zolderkamertje van Armand, haar enige broer en kakkenestje, had ze nog ni

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen - ze rafelen en de draadjes kriebelen tussen mijn vingers - werk ik met een scherm voor mijn neus aan wat ik straks zal moeten uitprinten of met opmerkingen terugsturen. ondertussen wordt het dak geïsoleerd en elke buitenmuur volgespoten met plastic bolletjes - niet speciaal voor mij, ik wikkel mezelf graag in dekens, draag laag over laag op mijn lijf, lees een boek in de stoffigste hoek van dit vochtige huis. maar ik leef hier niet zonder hun twee, dus behoor ik te plannen en te verbeteren met halfwassen handschoenen om mijn tere boekhoudersvingers, die op een toetsenbord thuis horen, geen blote en vereelte buitenhanden om de steel van een spade geklemd. werken aan toekomst, steeds meer toekomst. wearing fingerless knit gloves - they have freyed a bit and the short threads tickle me whenever I touch my face - I work with my nose close to a computerscreen on something I will have to print lateron or send back with

In den beginne

  in den beginne zagen we een onbestemd zwarte vlakte rondom ons  maar alsof het slechts een zwarte doek betrof die dun gesleten het eeuwige licht erachter doorgaf - sterren in een pikzwarte hemel -  werd lichtjes licht rondom ons    we proefden sindsdien de kolenduisternis en een doffe dreunende bas ontstemd door het schrille geluid van elke ontwakende zon droomden we van heldere vlammen, van zwijgzaam vuur dat onze leden in lichterlaaie zet   en de droom leidde haar eigen leven en leefde   we gaven de assen op onze tong aan elkaar door onze vingertoppen reikten fluitend naar elkaar alsof het lichamen waren die versmolten in knallende naar binnen gekeerde orgasmes imploderende dansende dansers   iemand ving dit alles, filterde en componeerde  aan een opengeklapte buffetpiano