Doorgaan naar hoofdcontent

We gaan te voet naar Scherpenheuvel...

Als je zondag 15 mei rond de middag naar de Facebookpagina’s van een aantal leerlingen was gaan kijken, dan had je veel oe-klanken, en a-klanken gelezen in hun status. Bij de leerkrachten die een profiel hebben aangemaakt op die socialenetwerksite zal het niet anders geweest zijn. Het bestond niet dat die 35 leerlingen en 15 leerkrachten waarover ik het hier ga hebben zonder problemen uit hun bed geraakt waren.
Wat begon als een halve grap, hadden die leerlingen en leerkrachten uit WICO Campus Sint-Jozef in Lommel, de dag ervoor immers wel degelijk uitgevoerd. Ze hadden 50 kilometer naar Scherpenheuvel gewandeld.
Het plan was ontsproten aan het brein van enkele gerenommeerde zotte figuren die met de collega’s eens naar Scherpenheuvel wilden wandelen.
“Ja maar, als we dat doen, dan kunnen we meteen een beeldje van Sint-Jozef meenemen om in onze nieuwe school in de Breugheldreef te zetten,” werd er geopperd. “En zouden er ook geen leerlingen willen meewandelen?” vroeg een ander. Later stelde iemand vol ongeloof vast: “Wat, wablief? 35 inschrijvingen van leerlingen? Zoveel?”
Het zotte initiatief groeide in geen tijd uit tot een heus evenement met in totaal 50 deelnemers. Onze collega René Aerts zou een nieuw bronzen beeldje gieten van onze patroonheilige en er zou een sponsortocht aan gekoppeld worden voor Kris Lantin, de zoon van een oud-collega en ex-leerling die straatkinderen opvangt in Peru. Kris, die op dit moment in België verblijft, maar binnenkort weer terug naar Peru vertrekt, zou zelfs meewandelen en Sint-Jozef ook, al moest die wel gedragen worden.
Kiplekker aan de start staan, was er voor niemand bij die zaterdagmorgen om kwart voor vier, want zelfs de kippen zaten nog op hun stok. We gaven allemaal present en dat was het. Uiteindelijk vertrokken we om twintig over vier na een reeks afspraken en een pelgrimsgebed die onze veiligheid op onze tien uur durende tocht zouden moeten verzekeren. Waar waren we in godsnaam aan begonnen! Maar eenmaal vertrokken, was er geen weg meer terug. Het was te vroeg om goed gezind en zingend door de straten te stappen, dus gaven we er maar een goeie lap op. Het tempo lag zo verschroeiend hoog dat veters binden geen optie was, dat gat met de koplopers zou je nooit meer dicht gekregen hebben. Gelukkig zakte het tempo later wat, maar de eerste uren zaten we flink boven de zes kilometer per uur.

Ondertussen werd het beeldje van Sint-Jozef doorgegeven. We waren met z’n vijftig, dus iedereen mocht het een kilometertje vasthouden. Stiekem keken we in de zak, maar het beeldje was goed ingepakt, dus het zou een verrassing zijn hoe het er zou uitzien. “Als we het gewicht en de grootte van het pakje met elkaar vergelijken,” zo wist een leerling van Wetenschappen-Wiskunde te vertellen, “dan hadden we te maken met een stof met een groot soortelijk gewicht.”
Voor we in Leopoldsburg aankwamen hadden we al erg mooie stukjes natuur gezien en had de nevel als rook over het water in het kanaal gelegen. De ochtendkoelte was ideaal om te wandelen. De weerspecialist van onze school, de heer Govers, was speciaal nog gaan kijken op verschillende weersites, maar we zouden alle buien ontlopen die dag en droog blijven. Hij had nog nooit ongelijk gehad en ook nu niet. Later brak het zonnetje zelfs door.
De rest van het verhaal werd opgevuld door ellenlange en soms doelloze en onzinnige gesprekken. Op vaste plaatsen wachtten enkele collega’s met bevoorrading, aanmoedigingen en veel vriendelijkheid ons op. We werden super verzorgd. De logistiek was allemaal netjes uitgekiend. Telkens als we het busje zagen, mochten we wel iets nieuws verwachten.
In Averbode hielden we onze laatste stop. Daar werden in extremis nog wat suikers uitgedeeld in de vorm van sportdrankjes en rijstpap met bruine suiker. Sommigen hadden onderweg een ganzenpas ontwikkeld, anderen bleken nog kwiek, maar het laatste anderhalf uur zou voor iedereen een strijd doorheen de pijngrens worden. Werkelijk niemand kwam in Scherpenheuvel aan als een fitte atleet, klaar voor de volgende 50 km. Het glooiende landschap, de zon en de wind tussen de velden, het zicht op de basiliek… Het laatste loodje duurde voor velen even lang als de rest van de tocht. Al moet er ook gezegd dat een stel onverlaten de laatste drie kilometer naar boven gejogd hebben, of wilde joggen en moesten stoppen omwille van krampen. “Zot zijn behoort geen zeer te doen”, dacht ik bij mezelf en ik sleepte mezelf voort toen ik ze zag vertrekken.
En dan de onwezenlijke ontlading. Het veldhospitaal achter de basiliek. Het gejuich en het gekreun. De collega’s die ons stonden op te wachten. De geur van zweet, de pijnlijke euforie. Niet weten of je nog ooit je knieën fatsoenlijk kan strekken of plooien, de open blaren, maar in ieder geval ER GERAAKT ZIJN.

Uit volle borst zongen zowel de leerlingen als de leerkrachten het ‘Glorie Glorie Hallelujah’ in de viering waarin ons Sint-Jozefsbeeldje gezegend werd, het klonk als een overwinning: ‘Joepie, joepie, we hebben het gehaald’. Het beeldje van Sint-Jozef zag er ongemeen mooi uit met die lotusstaf en in dat blinkende brons, alsof hij er ook trots op was dat we hier stonden.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Een ringetje

Dat Martine bij haar oude moeder terecht kon nadat Erik haar het huis uitzette, kwam de familie goed uit. Zo was er steeds iemand in huis om het negenentachtig jaar oude mensje te verzorgen en moesten ze geen geld spenderen aan bejaardenhulp.    “Als ik kost en inwoon kan krijgen,” zei ze op de familievergadering, “dan betekent dat heel veel voor mij.”   In haar herinneringen zag ze hoe haar moeder vijftig jaar geleden in de woonkamer stond. Ze droeg een blauwe bloemenjurk en had krullen in het haar. Haar zes jaar oude ogen staarden als een ekster naar het ringetje met een briljant en naar het bijpassende dunne gouden kettinkje met ovalen hangertje. De randen van dat hangertje waren bezet met diamantjes en ook in het midden blonk een diamantje. Concentrisch rond dat middelste steentje waaierde een reliëf van slanke jugendstil blaadjes uit. De oorbellen hadden een grote blauwe saffier in het midden.   Op het zolderkamertje van Armand, haar enige broer en kakkenestje, had ze nog ni

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen - ze rafelen en de draadjes kriebelen tussen mijn vingers - werk ik met een scherm voor mijn neus aan wat ik straks zal moeten uitprinten of met opmerkingen terugsturen. ondertussen wordt het dak geïsoleerd en elke buitenmuur volgespoten met plastic bolletjes - niet speciaal voor mij, ik wikkel mezelf graag in dekens, draag laag over laag op mijn lijf, lees een boek in de stoffigste hoek van dit vochtige huis. maar ik leef hier niet zonder hun twee, dus behoor ik te plannen en te verbeteren met halfwassen handschoenen om mijn tere boekhoudersvingers, die op een toetsenbord thuis horen, geen blote en vereelte buitenhanden om de steel van een spade geklemd. werken aan toekomst, steeds meer toekomst. wearing fingerless knit gloves - they have freyed a bit and the short threads tickle me whenever I touch my face - I work with my nose close to a computerscreen on something I will have to print lateron or send back with

In den beginne

  in den beginne zagen we een onbestemd zwarte vlakte rondom ons  maar alsof het slechts een zwarte doek betrof die dun gesleten het eeuwige licht erachter doorgaf - sterren in een pikzwarte hemel -  werd lichtjes licht rondom ons    we proefden sindsdien de kolenduisternis en een doffe dreunende bas ontstemd door het schrille geluid van elke ontwakende zon droomden we van heldere vlammen, van zwijgzaam vuur dat onze leden in lichterlaaie zet   en de droom leidde haar eigen leven en leefde   we gaven de assen op onze tong aan elkaar door onze vingertoppen reikten fluitend naar elkaar alsof het lichamen waren die versmolten in knallende naar binnen gekeerde orgasmes imploderende dansende dansers   iemand ving dit alles, filterde en componeerde  aan een opengeklapte buffetpiano