Doorgaan naar hoofdcontent

Verhaal

“IK VERTEL jou alleen wat je graag wil horen.”
Dat was weer één van zijn typische sluipzinnen. Over zo’n zin mocht je gewoon niet nadenken. Ik kon hem beter gewoon negeren en doen alsof ik hem niet gehoord had. Degene die de zin had uitgesproken, had me net verteld wat er op een zomeravond gebeurd was, toen hij een bevriende dj had moeten helpen. De geluidsboxen, de installatie en de kisten vol cd’s waren te zwaar voor zijn vriend die al een paar weken met rugproblemen sukkelde. Het hele verhaal had me opgeslorpt, vooral omdat hij het zo goed kon vertellen. Een echte clou was er niet aan het verhaal en dat was er bijna nooit als hij iets vertelde, maar hij kon het met zo’n prachtige rustige stem, half humoristisch, half sentimenteel vertellen dat ik er gewoon bij wegsmolt. Aan het einde kwam er echter vaak iets dat ik moest proberen te vergeten, hoe moeilijk dat ook was.
De betekenis van dat ene zinnetje was snel tot me doorgedrongen, maar toch vroeg ik wat hij daar nu precies mee bedoelde. Hij moest gehoord hebben dat ik geïrriteerd was. Als je zoiets zegt aan het einde, dan vertel je beter niets, zei ik.
Niets bijzonders, zei hij en hij strekte zich als een luipaard uit op de lange zetel. Jij wil dat ik iets vertel en ik vertel.
Zover was ik al, zei ik, besef je wel dat je de hele sfeer op die manier verknalt. Omdat ik zelf schrok van de toon waarop ik het zei, probeerde ik er speels en verleidelijk aan toe te voegen dat ik hem gekust zou hebben, als hij dat niet gezegd had.
Het was niet eens gelogen, na zo’n verhaal zou hij alles met me kunnen doen. Zijn verhalen verleidden me schaamteloos en in mijn verbeelding lag ik terwijl hij ze vertelde met mijn hoofd in zijn schoot of leunde ik tegen zijn schouder. De stilte na een verhaal dreef me naar hem toe en ik wou hem vasthouden, liefhebben op het ritme van zijn woorden. Ik wist dat hij er iets van moet geweten hebben, hoe ik hem verafgoodde, want hij speelde ermee, zoals ook nu weer. Hij sloeg zijn ogen neer, hield zijn knokige dunne vingers om zijn knieën gekneld, en keek me daarna recht in de ogen.
Hij glimlachte. Tegelijkertijd leek hij iets gezegd te hebben en iets te verzwijgen. In zijn pupillen zag ik in een fractie van een seconde mezelf blinken.
We zaten tegenover elkaar. Zijn knieën raakten bijna de mijne en bij het gladstrijken van mijn rokje stootten ze elkaar even aan. Het voelde als een zaligheid en als een teleurstelling, omdat ik wist dat er een afstand was die ik nooit overbrugd zou krijgen. Ik had niets liever gedaan dan tegen hem aan te kruipen en hem te horen vertellen, de hele nacht door. Z’n donkere en warme baritonstem zou de kamer vullen en als ik hem bekeek terwijl hij vertelde, kon ik in de rust die hij uitstraalde, merken dat hij zijn verhalen niet vertelde, maar dat hij ze was.
Ik had het al meer dan eens gezegd en ook nu zei ik het. Ik zei het stil en aan de manier waarop zijn bovenlip krulde en de kuiltjes in zijn wangen verschenen, wist ik dat hij er niet mee opgezet was dat ik het zei.
Ik wou dat ik één van je verhalen was, had ik gezegd. En ook al krulde zijn lip, ik wou het gezegd hebben en ik wou dat het mogelijk was. Ondanks alles, want het was waar dat hij zijn verhalen niet alleen koesterde en streelde met zijn stem en met zijn woorden. Hij draaide ze ook om, dwong ze op de knieën en schopte hen waar het pijn deed. Met andere woorden ik wist dat hij je beloog waar je zelf bijstond.
Zoals ik ooit ergens gelezen had in één van de weekbladen die ik verslond toen ik vijftien, zestien jaar oud was, duurde eerlijkheid echter helemaal niet het langst en pathologische leugenaars waren net heel interessante mensen om mee om te gaan. Met die gedachte suste ik mijn geweten, praatte ik goed wat hij deed met mij, want boven al wilde ik maar al te graag in zijn verhalen en in de trucjes van zijn goochelspel geloven.
Daarom wou ik een verhaal in zijn mond zijn en mezelf laten betasten door zijn woorden, zijn tong moest over mijn hele lichaam gaan. Vol spanning wachtte ik op het moment dat hij zou bijten, want alleen dan wist ik wat ik waard was in zijn ogen, alleen dan kon ik mezelf helemaal aan hem overleveren.
Want zo was hij, hij kon je op vleugels naar de wolken brengen, je de sterren van dichtbij laten zien, om dan de illusie door te knippen en jou te laten vallen. In één zin “ik vertel jou alleen wat je graag wil horen” voelde ik de doffe slag van het neerkomen.
Ik hield van hem omdat hij me alle hoogten liet zien met zijn verhalen, ik haatte hem omdat hij me te dicht bij de zon bracht, waardoor de was tussen mijn veren smolt.
Toen ik hem pas kende, leek het alsof hij er plezier in schepte om je op die manier hardhandig terug met beide voeten op de grond te zetten, maar na enkele keren begreep ik dat het helemaal geen spel voor hem was, zoals ik had gedacht dat het een spel voor hem was. Hij geloofde tot op zekere hoogte zelf in zijn leugens en als hij je liet vallen, was het meestal zo dat ook hij viel. Zijn vrienden werden vaak kwaad omdat hij ze zo behandelden, maar ze zagen niet in dat hij bij hen alleen maar hetzelfde teweeg bracht als hij dat bij zichzelf had gedaan en nog steeds deed. Hij slikte zijn pijn door zonder er iets van te laten merken.
Ik heb vriendinnen gehad die in één nacht hopeloos op hem verliefd werden – wat niet zo vanzelfsprekend was, want knap was hij niet – enkel en alleen omwille van, zoals ik het er eentje heb horen zeggen “die mysterieuze glans in zijn ogen als hij je aankijkt”. Meestal duurde het echter niet lang voor ze geschokt door de hardheid in diezelfde ogen bij hem vandaan gingen. Hetzelfde gevoel kreeg ik bij zijn woorden.
Ik moet zelfs toegeven dat – hoewel er tussen ons nooit iets geweest is – ook ik verliefd op hem ben geweest en dat ook ik de pijn heb moeten voelen van de staalharde messen in zijn woorden en in zijn blik. Ik wist wat mijn lotgenoten gevoeld hebben, want telkens ik met hem praatte, voelde ik een genegenheid die net iets meer betekende dan ik kon verdragen.

Ook deze nacht voelde ik me bijzonder tot hem aangetrokken. We hadden een fles wijn ontkurkt en net voor hij binnen kwam, had ik het licht wat gedempt. Het scherm van m’n computer verspreidde een oranje en spookachtig licht. De screensaver bootste vlammen na. Zoals hij wel meer deed, nam hij voor hij echt binnenkwam de kamer nog eens goed in zich op en lachte hij kort met de cartoons die op m’n deur hingen. Het was een rituele handeling geworden, die even vertrouwd was als de kat bij mijn moeder thuis die tegen mijn benen schurkte als ik binnenkwam.
Hij ging op de zetel liggen en vroeg hoe het met ging, want hij had me precies al weer een hele tijd niet gezien. Terwijl ik m’n beklag deed over de proffen en over de domme keuze die ik gemaakt had om deze richting op de universiteit te volgen, over m’n luizige liefdesleven, over m’n moeder met wie het nu wel beter ging, maar toch …, keek hij bijna afwezig naar de verschillende tekeningen en zelfgeschilderde figuren tegen de muur. Ik wist dat hij het meest van het gedicht hield dat ik in een zacht rood met sierlijke letters tegen het gebroken wit van m’n muren had geschreven. Ook nu leek hij het te lezen. Hoewel hij één van de eerste keren dat hij bij me op de kamer kwam, heeft toegegeven dat hij nooit iets van poëzie of poëten begrepen had, kon hij wel genieten van de aanblik of het geluid van woorden die perfect op hun plaats stonden. Toen mijn beklag meer stiltes dan klank voortbracht, legde hij zich gemakkelijk en begon hij te vertellen over die ene avond dat hij met zijn vriend de dj terug naar huis reed en wat er die nacht allemaal gebeurd was. Het verhaal greep me bij de keel en ik vergat waarom ik van mijn leven zo’n puinhoop gemaakt had.
Terwijl hij het vertelde, wist ik onmiddellijk dat het echt gebeurd was, dat hij weer zijn verhaal was, in plaats van dat hij het vertelde. Hij mocht achteraf dan wel gezegd hebben dat hij alleen maar vertelde wat ik graag hoorde, maar in de warme vibraties van zijn mistige woorden wist ik dat er wel degelijk een kern van waarheid in zat, al zou hij dat waarheidsgehalte steeds evenveel ontkennen als bevestigen. Ik durf niet te beweren dat ik hem door had en dat ik hem op en top begreep, maar toch begon ik min of meer in te zien welke plaats tussen hemel en aarde, tussen donker en licht, dag en nacht, en alle tegenstellingen die er bestaan, hij meestal innam. En omdat je zoiets niet weet, maar wel aanvoelt, herhaalde ik dat ik één van zijn verhalen zou willen zijn. Ik wilde deel zijn van zijn wereld.
Voor de tweede keer antwoordde hij echter, met exact dezelfde woorden als de vorige keren dat ik mijn wens te kennen had gegeven, dat ik al een verhaal op zichzelf was. Terwijl hij het zei, keek hij langs me door.

Als hij niet van me weg had gekeken, had ik het misschien nooit durven vragen, want zijn blik was op zo’n moment als zijn verhalen, hij ving je in een soort vlindernetje waarmee je ook dromen kon vangen, en je wist niet meer wat je wilde zeggen.
Maar hij keek dus van me weg en ik zag hoe zijn hart in zijn lange nek klopte, ik zag hoe onnatuurlijk mager hij geworden was, hoe zijn gelaat, ondanks het geluk dat het in zich droeg een doffe kleur had gekregen. Zijn haren waren te lang en zijn bewegingen hoekiger dan anders. Het was alsof de levens die hij vertelde hem vermoeid hadden en uitgeput. En dus, terwijl hij zo naar m’n kamerplanten op de vensterbank keek en me uit de gevangenis van zijn blik bevrijd had, vroeg ik, spontaan en zonder enige versnelling van mijn hartslag of hij die nacht niet wou blijven slapen. Het was al laat, hij had een glas te veel op en ik zou het fijn vinden om eens een nacht niet op m’n eentje in slaap te moeten vallen. Hij keek me nog steeds niet aan.
Ik weet het niet, zei hij, slapen zal ik niet, maar hier blijven, wil ik eventueel nog wel.
Goed, zei ik en m’n vanzelfsprekende en praktische aard kwam naar boven. Ik legde m’n matras op de grond en schoof de zetels opzij. Hij was ondertussen recht gaan staan en keek door het venster de nacht in.
Half fluisterend heeft hij toen het onvergetelijke sprookje verteld van de prins en zijn liefde voor een engel. Tranen rolden over zijn uitgeholde wangen, maar zijn stem bleef vast.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een ringetje

Dat Martine bij haar oude moeder terecht kon nadat Erik haar het huis uitzette, kwam de familie goed uit. Zo was er steeds iemand in huis om het negenentachtig jaar oude mensje te verzorgen en moesten ze geen geld spenderen aan bejaardenhulp.    “Als ik kost en inwoon kan krijgen,” zei ze op de familievergadering, “dan betekent dat heel veel voor mij.”   In haar herinneringen zag ze hoe haar moeder vijftig jaar geleden in de woonkamer stond. Ze droeg een blauwe bloemenjurk en had krullen in het haar. Haar zes jaar oude ogen staarden als een ekster naar het ringetje met een briljant en naar het bijpassende dunne gouden kettinkje met ovalen hangertje. De randen van dat hangertje waren bezet met diamantjes en ook in het midden blonk een diamantje. Concentrisch rond dat middelste steentje waaierde een reliëf van slanke jugendstil blaadjes uit. De oorbellen hadden een grote blauwe saffier in het midden.   Op het zolderkamertje van Armand, haar enige broer en kakkenestje, had ze nog ni

afgeknipte handschoenen

met afgeknipte handschoenen - ze rafelen en de draadjes kriebelen tussen mijn vingers - werk ik met een scherm voor mijn neus aan wat ik straks zal moeten uitprinten of met opmerkingen terugsturen. ondertussen wordt het dak geïsoleerd en elke buitenmuur volgespoten met plastic bolletjes - niet speciaal voor mij, ik wikkel mezelf graag in dekens, draag laag over laag op mijn lijf, lees een boek in de stoffigste hoek van dit vochtige huis. maar ik leef hier niet zonder hun twee, dus behoor ik te plannen en te verbeteren met halfwassen handschoenen om mijn tere boekhoudersvingers, die op een toetsenbord thuis horen, geen blote en vereelte buitenhanden om de steel van een spade geklemd. werken aan toekomst, steeds meer toekomst. wearing fingerless knit gloves - they have freyed a bit and the short threads tickle me whenever I touch my face - I work with my nose close to a computerscreen on something I will have to print lateron or send back with

In den beginne

  in den beginne zagen we een onbestemd zwarte vlakte rondom ons  maar alsof het slechts een zwarte doek betrof die dun gesleten het eeuwige licht erachter doorgaf - sterren in een pikzwarte hemel -  werd lichtjes licht rondom ons    we proefden sindsdien de kolenduisternis en een doffe dreunende bas ontstemd door het schrille geluid van elke ontwakende zon droomden we van heldere vlammen, van zwijgzaam vuur dat onze leden in lichterlaaie zet   en de droom leidde haar eigen leven en leefde   we gaven de assen op onze tong aan elkaar door onze vingertoppen reikten fluitend naar elkaar alsof het lichamen waren die versmolten in knallende naar binnen gekeerde orgasmes imploderende dansende dansers   iemand ving dit alles, filterde en componeerde  aan een opengeklapte buffetpiano