Twee
spiegels, tegenover elkaar geplaatst
boden ons
een oneindig perspectief.
En toch,
dacht ik, er moet méér zijn.
“Toerisme”,
Jotie T’Hooft
In de H&M
stonden twee spiegels tegenover elkaar. Dat had Karel gezien, hij keek eerst
bedenkelijk naar de spiegels apart en daarna probeerde hij gekke gezichten en
bewegingen uit.
Hem zo bezig
ziend, dacht ik aan het gedicht “Toerisme” van Jotie T’ Hooft en hoe we dat,
meer dan vijfentwintig jaar geleden, in de klas Nederlands besproken hadden. Het
had toen indruk op me gemaakt, net zoals het tragische leven van Jotie T’Hooft
zelf. Hopelijk bleven onze kinderen ver weg van dat soort van junkieverdriet.
De ouders van die veel te vroeg gestorven dichter moesten hem toch ook graag
gezien hebben, en dan zo machteloos je kind zien afglijden… Ik mocht er niet
aan denken dat…
Karel wekte me
uit mijn angstdroom. Het soort van ‘geblaf’ dat hij uitstootte, reserveerde hij
doorgaans voor als we met de bakfiets onder een brug passeerden. Dat vonden
zowel hij als Marie-Anne geweldig, want dan hoorden ze zichzelf nog eens.
Tussen deze twee spiegels leek het wel alsof hij een eindeloze echo had
verwacht. Met kinderen weet je het nooit, die hebben soms zo van die vreemde
kronkels.
Ssssht!, Karel!
Niet roepen hier.
Met zijn geroep
had hij de aandacht van Marie-Anne getrokken, die nochtans druk bezig was
accessoires uit de rekken te halen. Ze liet een stuk of zes diademen, drie
strikjes, een eenhoornhandtasje en een set haarbanden pardoes op de vloer
liggen om met haar tong aan één van de twee spiegels te komen likken.
Marie-Anne,
vooruit, hou je tong binnen en blijf van die spiegels af. Wat is dat nu weer
voor een idee?! En kom, die spulletjes terugleggen.
Karel blijf
van je zus af. Karel, niet duwen. Ka-rel, hallo, stop met duwen.
Karel zou binnen
een maand zes worden en in diezelfde maand werd Marie-Anne vier. Kennissen en
vrienden met oudere kinderen zeiden vaak dat het allemaal beter werd als ze wat
ouder waren, maar soms vond ik toch dat het wat lang duurde voor ze eindelijk
die leeftijd hadden dat ze minder luid, impulsief en ronduit vermoeiend waren.
Waar was Tine,
eigenlijk? Het was haar idee geweest, om ‘snelsnel’ de H&M binnen te gaan.
Karel had immers dringend nieuwe T-shirts en broeken nodig. Hij was de laatste
tijd zo hard gegroeid dat bijna al zijn kleren én schoenen trouwens, te klein
waren geworden. En dat met het nieuwe schooljaar in aantocht! Boven een stel
klerenhangers achteraan de winkel verscheen plots een rok. Peter, riep Tinne,
is dat iets voor mij.
Zus, raap die
spulletjes nu eens op en waar is jouw broer?
Ik riep terug dat
ik dat zo niet kon zien, dat moest ze passen. Aan de toon van mijn stem kon ze
allicht horen dat ik absoluut niet in de stemming was om ook voor haar of voor
mezelf te shoppen. Ik hield er sowieso niet van om luide conversaties te voeren
op openbare plaatsen, dat wist ze ook. In ieder geval daarmee leek de kous af
en kon ik op zoek gaan naar Karel, die hopelijk niet de winkel uit geschoten
was. Ha daar stond hij; hij was de spulletjes die Marie-Anne zo achteloos op de
vloer had laten liggen, netjes terug op hun plaats aan
Deze morgen
hadden we samen met Tines ouders, broer, diens vrouw en de kinderen een
ontbijtje genuttigd. De hele schoonfamilie zat in een brasserie op elkaar
gestouwd aan te kleine tafeltjes, die al vlug vol papier en kleurpotloden lagen.
Af en toe viel er zo’n kleurpotloodje op de grond en dat gaf dan aanleiding tot
een hoop gewring en gewriemel om aan dat potloodje te komen. De tweeling van Tines
broer, twee jaar, wilde niet meer in een kinderstoel en moest voortdurend
ergens in de zaak gevangen worden om terug aan tafel gezet te worden. Marie-Anne
moest drie keer ‘pipi gaan doen’, maar slechts één keer kwam er een dun
straaltje, de andere keren dus helemaal niks. Daartussen probeerden de
volwassenen een gesprek te voeren, hun eigen ontbijt én dat van de kinderen weg
te werken. Ik was totaal opgedraaid en er helemaal klaar mee, toen mijn
schoonmoeder voorstelde om toch nog – ‘op ons gemak’ – een koffietje te bestellen.
Aan die koffie heb ik mijn tong verbrand om de kinderen zo snel mogelijk mee
naar buiten te kunnen nemen, zodat ze op het marktplein konden ravotten. Dat
gaf nog een hoop kabaal, maar het gesus en gemekker van de ouders om nu alsjeblief
stil en rustig te zijn, viel al weg. Bovendien klinkt kindergespeel een pak
minder doordringend in de buitenlucht.
Dat extra
koffietje duurde voor de schoonfamilie een extra drie kwartier; mijn schoonzus
had het onderonsje op de duur ook verlaten en we stonden zuchtend naast elkaar
naar de kinderen te kijken tot de rest eindelijk de brasserie verliet.
Toen wou Tine dus
nog ‘snelsnel’ de H&M binnen.
Ondertussen was
het half twaalf geworden. Ik had deze voormiddag nog graag het gazon gemaaid. Ja,
dat ging dus niet meer. Deze namiddag was ik graag gaan fietsen, maar morgen is
het zondag, dan mag er geen gras gemaaid worden, dus kon ik misschien beter
morgen gaan fietsen. Fietsen of maaien, ik wist het nog niet voor deze
namiddag. Wie weet wou Tine deze namiddag nog schoenen gaan kopen. Ik zou wel
zien.
Om te vermijden
dat Marie-Anne weer vanalles van de rekken zou nemen, nam ik de kinderen opnieuw
mee naar buiten. Marie-Anne rukte zich los uit mijn greep en liep zomaar de
straat op.
Potverdikke, Marie-Anne,
blijf staan. Blijf staan. Hier zeg ik.
Gelukkig kwamen
er geen auto’s of fietsen aan en bereikte ze levend het marktplein.
Ík ben braaf,
eh, papa.
Ja, Karel, jij
bent braaf. Ga maar spelen.
Aanstekelijk giechelend
liep Marie-Anne weer de straat op, toen ik haar probeerde te vangen om een
standje te geven. Ik dreigde haar in de oude waterput te steken, als ze niet
ging luisteren, dan zat ze daar maar alleen en zonder iemand. Ik hief haar
zelfs over de rand om mijn woorden kracht bij te zetten. En ondertussen was ik
kwader geworden dan ik had willen zijn, en dacht ik, zij zijn niet de nagels
aan mijn doodskist, echt niet. Ze zijn de kist zelf.
Onmiddellijk na
die gedachte haatte ik mezelf dieper en hartgrondiger dan ik tot nog toe ooit
had gedaan.
Krijsend lag Marie-Anne
op de plaveien van het marktplein. Ik mocht niet naar haar feestje komen. Ik
had haar verdrietig gemaakt. Ik nam haar op en ze sloeg haar armpjes stevig om
mijn nek. Haar traantjes en wat snot bevlekten mijn hemd.
Achter mijn rug,
had Karel zijn broek tot op zijn enkels laten zakken om een plasje te maken
tegen één van de lindebomen. Zijn witte billen blonken in de zon.
Tine kwam met
twee grote papieren tassen uit de winkel en stak ‘snelsnel’ de straat over naar
de Hema. Ach, laat ze maar, dacht ik. Na de diepe zelfhaat die ik daarnet nog
had ervaren, overspoelde me een warm gevoel. Het was goed zo.
Reacties
Een reactie posten