Het Vuurfeest was het feest bij uitstek waarmee in dit bos de ingang van de donkere seizoenen aangekondigd werd. Nog eenmaal kwamen de dieren bij elkaar om daarna de strijd met de koude aan te gaan. Elk op zijn eigen manier. Sommigen vatten een lange reis aan, anderen groeven zich in en gaven zich over aan slaap en dromen, en nog anderen teerden op het weinige voedsel dat voorhanden was en genoten van de eenzaamheid en de stilte tussen de bomen.
Zilvervleugel was er nog nooit geweest. De twee vorige jaren had zij en haar familie de uitnodiging wel ontvangen, maar waar zij oorspronkelijk vandaan kwam, hadden ze dat feest nooit gevierd. Ze had het telkens achteloos laten passeren, wat viel er immers te vieren aan het vooruitzicht op vijf maanden koude.
Springeekhoorn moest haar echter niet lang overtuigen om haar mee te krijgen, al wilde ze toch de zekerheid dat het geen bacchanaal was.
Dat was het geenszins, zei hij, het was een fijn om alle naaste buren bij elkaar te zien. Zeker als het beloofde om een strenge winter te worden, zoals dit jaar, dat voelde hij aan de dikte van zijn pels.
Echt? vroeg ze.
Ja, zei hij, maar dat is een zorg voor na vanavond. Vanavond zal het lekker warm en gezellig zijn bij het vuur.
En zo was het ook, ondervond Zilvervleugel al snel. Het deed je inderdaad even vergeten dat de nachten al zoveel langer geworden waren. Er was eten en drinken genoeg voor iedereen en de verschillende bessen- en pijnboomjenevers vloeiden rijkelijk. Er werd gepraat en gelachen en hoewel Zilvervleugel de enige van haar familie aanwezig was, voelde ze zich helemaal geen buitenbeentje in het gezelschap. Integendeel. Het duurde tot middernacht voor er voor het eerst die avond iets op til leek te zijn, waarvan Zilvervleugel de uitkomst niet helemaal vertrouwde.
In haar ooghoeken zag ze hoe de vuurpijlen in stelling gebracht werden en ze vouwde haar tere vleugels wat extra dicht tegen haar rug aan, sloeg de cape om die ze eerder die week gebreid had uit het rag van webben en uit gedroogde algen uit het riviertje.
Vragend keek ze in de richting van Springeekhoorn. Wat waren ze van plan?
Hij knikte haar geruststellend toe.
Toch schrok ze toen met luide knallen de nachtelijke hemel in kleur gezet werd.
Dat bleek het startsein voor de kleintjes en ze trokken met z’n allen geblakerde takken uit de vlammen om hun handen zwart te kunnen wrijven. Ze vielen iedereen die achteloos naar het vuurwerk keek langs achter aan en met hun roethanden schuurden ze over de wangen en het voorhoofd tot nagenoeg iedereen zwarte vegen op zijn gezicht had.
Zilvervleugel vloog angstig op bij het begin van het geharrewar, maar toen ze beneden zich haar vlinderslaper verwikkeld zag in een speelse worsteling met de kinderen van Stilgnoe en Trotshaan was ze wat geruster en ging ze wat lager vliegen. Laag genoeg om zich te laten verrassen door twee kleine springers, die haar prachtig groen en blauw opgeblonken gelaat van een korrelig laagje roet voorzagen.
Een paar uur later, beiden een beetje beneveld, keerden ze naar hun brug terug. Hij met grote sprongen, zij telkens even lang meevliegend, zoals ze dat wel vaker deden. Het was een eigenaardig gezicht, die twee zo tussen de bomen door te zien bewegen, maar meer ook niet.
Bij het zien van de betoverende binnenkant van hun nest, barstte Zilvervleugel in tranen uit. Haar prachtige blauwgroene ogen lichtten helder op, net zoals het zachte mos, zij viel in een lange diepe slaap in de armen van haar vlinderslaper. In zijn ogen groeiden plots een intense donkere diepte. Hij had in de schaduwen van de omringende bomen een gedaante menen te zien waarvan hij hoopte dat het niet degene was, die hij dacht dat het was.
Zilvervleugel was er nog nooit geweest. De twee vorige jaren had zij en haar familie de uitnodiging wel ontvangen, maar waar zij oorspronkelijk vandaan kwam, hadden ze dat feest nooit gevierd. Ze had het telkens achteloos laten passeren, wat viel er immers te vieren aan het vooruitzicht op vijf maanden koude.
Springeekhoorn moest haar echter niet lang overtuigen om haar mee te krijgen, al wilde ze toch de zekerheid dat het geen bacchanaal was.
Dat was het geenszins, zei hij, het was een fijn om alle naaste buren bij elkaar te zien. Zeker als het beloofde om een strenge winter te worden, zoals dit jaar, dat voelde hij aan de dikte van zijn pels.
Echt? vroeg ze.
Ja, zei hij, maar dat is een zorg voor na vanavond. Vanavond zal het lekker warm en gezellig zijn bij het vuur.
En zo was het ook, ondervond Zilvervleugel al snel. Het deed je inderdaad even vergeten dat de nachten al zoveel langer geworden waren. Er was eten en drinken genoeg voor iedereen en de verschillende bessen- en pijnboomjenevers vloeiden rijkelijk. Er werd gepraat en gelachen en hoewel Zilvervleugel de enige van haar familie aanwezig was, voelde ze zich helemaal geen buitenbeentje in het gezelschap. Integendeel. Het duurde tot middernacht voor er voor het eerst die avond iets op til leek te zijn, waarvan Zilvervleugel de uitkomst niet helemaal vertrouwde.
In haar ooghoeken zag ze hoe de vuurpijlen in stelling gebracht werden en ze vouwde haar tere vleugels wat extra dicht tegen haar rug aan, sloeg de cape om die ze eerder die week gebreid had uit het rag van webben en uit gedroogde algen uit het riviertje.
Vragend keek ze in de richting van Springeekhoorn. Wat waren ze van plan?
Hij knikte haar geruststellend toe.
Toch schrok ze toen met luide knallen de nachtelijke hemel in kleur gezet werd.
Dat bleek het startsein voor de kleintjes en ze trokken met z’n allen geblakerde takken uit de vlammen om hun handen zwart te kunnen wrijven. Ze vielen iedereen die achteloos naar het vuurwerk keek langs achter aan en met hun roethanden schuurden ze over de wangen en het voorhoofd tot nagenoeg iedereen zwarte vegen op zijn gezicht had.
Zilvervleugel vloog angstig op bij het begin van het geharrewar, maar toen ze beneden zich haar vlinderslaper verwikkeld zag in een speelse worsteling met de kinderen van Stilgnoe en Trotshaan was ze wat geruster en ging ze wat lager vliegen. Laag genoeg om zich te laten verrassen door twee kleine springers, die haar prachtig groen en blauw opgeblonken gelaat van een korrelig laagje roet voorzagen.
Een paar uur later, beiden een beetje beneveld, keerden ze naar hun brug terug. Hij met grote sprongen, zij telkens even lang meevliegend, zoals ze dat wel vaker deden. Het was een eigenaardig gezicht, die twee zo tussen de bomen door te zien bewegen, maar meer ook niet.
Bij het zien van de betoverende binnenkant van hun nest, barstte Zilvervleugel in tranen uit. Haar prachtige blauwgroene ogen lichtten helder op, net zoals het zachte mos, zij viel in een lange diepe slaap in de armen van haar vlinderslaper. In zijn ogen groeiden plots een intense donkere diepte. Hij had in de schaduwen van de omringende bomen een gedaante menen te zien waarvan hij hoopte dat het niet degene was, die hij dacht dat het was.
Reacties
Een reactie posten